Leven van Liefde
Vraag: Niet op zoek naar zekerheden, maar nieuwsgierig, naar verwondering, aanraking, ervaring.
In deze dienst werd avondmaal gevierd
Zusters en broeders,
‘Pas op met de waan van de dag.’ Zo vatte één van de aanwezigen van de Bijbellunch afgelopen dinsdag de tekst van vandaag samen. ‘Blijf bij wat je geleerd hebt’, houdt de 2e brief aan Timoteus ons immers voor. En de brief waarschuwt ons ‘dat er een tijd zal komen dat mensen de heilzame leer niet meer verdragen, maar zich naar de mond willen laten praten, om aan hun verlangens tegemoet te komen. Niet meer de waarheid zal centraal staan, maar verzinsels.’
De schrijver van deze brief, mogelijk Paulus maar waarschijnlijk in zijn naam geschreven, dacht aan Timotheus te schrijven, een belangrijke leerling van Paulus en de eerste bisschop van Efese. Zou de schrijver er aan hebben kunnen denken dat wíj twintig eeuwen later zijn woorden nog zouden lezen? De ‘tijd dat mensen de heilzame leer niet meer verdragen’ zal na zoveel eeuwen wel een keer gekomen zijn. En de waarheid: staat die nog centraal, of verlangen we allemaal naar verzinsels? Kunnen wij ons nog aangesproken weten, door deze oude woorden. Of is het inmiddels oude koek? Wat doet de tijd met zo’n tekst als vandaag?
Van verzinsels spreek de schrijver van Timotheus. Maar wat zijn dat dan, die verzinsels? Wat is dan die waarheid die verloren is gegaan? Wat is de heilzame leer, en hoe zouden we moeten blijven bij wat we geleerd hebben? Zijn dat de zekerheden ‘van ouds,’ zoals velen van ons die nog hebben meegekregen? Misschien ooit geleerd op catechisatie, de school met de Bijbel of zondagschool? En niet te vergeten, op schoot, bij onze ouders? Maar zekerheden waar de vragensteller van vandaag, kennelijk weinig vertrouwen meer in heeft?
De vragensteller is niet de enige die vragen heeft bij de zekerheden van ooit. Ze zijn niet meer populair. Kerk en geloof kampen met grote teruggang. Er zijn nog wel plekken waar men vast wil houden aan de oude inzichten en het lijken toevluchtsoorden te worden voor wie bang is dat alles verdwijnt, maar in de breedte heeft het geloof aan betekenis verloren. Is dat omdat de zekerheden misschien té stellig waren? Te dwingend, en misschien ook wat te krampachtig?
Het is eigenlijk niet zo duidelijk wat de schrijver van Timotheus precies op het oog heeft, als hij over waarheid, verzinsels en heilzame leer spreekt. In ieder geval niet, denkelijk, de dogmatische geschriften uit de 16e en 17e eeuw, die de basis vormen van het protestantse denken. En die nog steeds officieel de basis vormen van onze kerkorde. De belijdenisgeschriften, waarin allerlei zekerheiden staan opgesomd: dat de paapse mis een afgodendienst is, bijvoorbeeld. Dat de mens tot geen enkel goeds in staat is en geneigd tot alle kwaad. Dat sommigen zijn uitverkoren tot genade en heil, maar vele anderen tot verdoemenis en oordeel (zonder dat ze er zelf ook maar iets aan kunnen doen!). Zijn dat de zekerheden waar de vragensteller vragen bij heeft? En misschien ook: geen ijsje kopen op zondag, geen seks voor het huwelijk, eeuwige straf voor wie het geloof de rug toe keert. En moeten denken dat de aarde niet ouder kan zijn dan 4004 v. Chr.
Zonder twijfel kan de schrijver van Timotheus dèze waarheden niet op het oog hebben gehad, want hij was geen wichelaar (daar doet de Bijbel niet aan) en heeft de ontwikkelingen van ruim 15 eeuwen niet voorzien. Zeker zijn de inzichten veranderd in de loop der eeuwen. Onze kennis is veranderd, de context is veranderd, de kerk en het geloof zijn veranderd. Van een kleine sektarische groep is het christendom een wereldbepalende religie geworden. Van een vervolgde groep, een instituut met macht en aanzien. Daar is de kerk natuurlijk van veranderd, en niet alleen ten goede. Want een kerk met macht en aanzien, heeft een positie te verdedigen die niet per se onbaatzuchtig is.
Ook geloof en kerk gaan door de tijd heen. En dat is niet slecht, als de Geest ons bij de hand neemt. Als wij ons door liefde laten leiden. Daarmee blíjft God bij-de-tijd; zou Hij anders niet achterhaald raken? Moeten we zo niet terugkijken op wat achter ons ligt? Oók naar de zekerheden van ooit? Zíjn die 16e en 17e eeuwse belijdenisgeschriften, bijvoorbeeld, niet ook producten van hun tijd? Begrijpelijk in hun context, al kost dat bij de ene gedachte wat meer moeite dan bij een andere. Maar toch geen eeuwige waarheden of zekerheden, want zouden die dan pas in de 16e en 17e eeuw tot ons zijn gekomen? En niet al veel eerder geopenbaard moeten zijn? Als de reformatoren die deze geschriften op hebben gesteld, gebleven zouden zijn bij ‘alles wat ze hadden geleerd’, dan zou er van hun scherpe koerswijziging geen sprake hebben kunnen zijn. De ‘leraren’ die zíj hebben gehad, waren de mensen waartegen zij in verzet kwamen. En zou dáár geen reden voor zijn geweest? Omdat ook een kerk ten prooi kan vallen aan verzinsels, en ook leraren mensen naar de mond kunnen proberen te praten.
Waar bestaan de zekerheden van het geloof dan precies uit? Zijn dat de zekerheden die ooit in een bepaalde tijd en context zijn geformuleerd? Of is dat uiteindelijk de waarheid van God? En valt de waarheid van God niet zomaar samen met wat mensen vinden, zeggen, denken of opschrijven? Is de verlokking van een kerk, van iedere georganiseerde religie niet dat zij zelf denkt de waarheid in pacht te hebben. Maar praten we dàt verlangen niet naar de mond, als we ons zouden vastbijten aan de zekerheden van ooit? En gaat het niet, inderdaad (zoals de vragensteller meent) meer om nieuwsgierigheid, verwondering, aanraking en ervaring? Om de vraag, niet hoe wij ons eigen gelijk kunnen bevestigen en kunnen veilig stellen, maar hoe we ons door God kunnen laten gezeggen.
Als we in de godsdienst over de heilzame leer spreken, dan is dat niet zomaar het dogmatische systeem wat wij mensen hebben opgesteld en wat we kunnen bewaken en beheersen. Want dan dienen we slechts ons eigen gelijk. En hebben we God eigenlijk niet meer nodig; -we weten het zelf immers al veel te goed! Als we over de heilzame leer spreken, dan is dat toch de waarheid dat we het kríjgen mogen. Dat we worden gered, niet door onze eigen inspanningen, maar door Christus Jezus. En dat is niet een zaak van kennis, van weten, of van dichtgetimmerde systemen. Dat is een kwestie van vertrouwen, van overgave, van nieuwsgierigheid en verwondering.
Van nieuwsgierigheid naar wat God ons te bieden kan hebben. Van verwondering dat Hij het ons geven wil, dat Híj ons aanziet. Dat wíj, met alles wat er aan ons kan schorten, kennelijk toch belangrijk genoeg zijn, om naar toe te komen. Niet ooit, lang geleden, in verhalen en brieven, die alleen een historische betekenis hebben. Maar in geschriften die ons vandaag de dag nog steeds áán kunnen gaan, als woorden van God, die ons de boodschap van liefde toe willen fluisteren. De vraag is, hoe wij dat kunnen verstaan, hoe wij het kunnen begrijpen, hoe het ons raken mag, wat wij daarin ervaren kunnen.
Die boodschap mogen wij verkondigen, dat wij van de liefde mogen leven. Zou dat niet de boodschap zijn die de leraren van Timotheus, Paulus voorop, gekoesterd hebben? Zou dat niet de overtuiging zijn geweest die hij had aangenomen? Dat het niet om zijn eigen waarheden ging, maar om wat hem werd toevertrouwd, aangezegd, toegefluisterd? Dat zijn juist geen verzinsels, want hoe zouden wij kunnen verzinnen dat de wereld uit klei geschapen is, of dat de dood zou zijn overwonnen, of dat God in mensengestalte naar ons toe komt, om aan het kruis te sterven? Dat zijn verwoordingen van hoe mensen in het verleden God hebben ervaren, en die woorden mogen wij benutten om onszelf te laten gezeggen. De Schrift is daarin geïnspireerd dat het om deze gevende liefde gaat, dat het nooit om dwingende dogma’s gaat waarmee we anderen om de oren kunnen slaan, of waarnaar we onze oren zouden moeten laten hangen. Stééds zal het de vraag zijn, hoe we deze waarheden moeten begrijpen en hoe we daarmee verder kunnen gaan.
Dat is niet de waan van de dag. Alsof we zelf steeds het wiel uitvinden. Dat is juist je laten leiden door Gods Geest, die de Geest van liefde is. Daarvan staat het avondmaal symbool. Het avondmaal dat we vandaag delen en vieren. Dat kleine stukje brood en dat kleine slokje wijn; dáár worden we niet vet van. Maar léven mogen we ervan. Want welkom zijn we aan de tafel van de Heer. Met alles wat er is, aan goed en slechte dingen. Welkom mogen we zijn, en daarmee: aanvaard. Dáárin zijn we gered door Christus Jezus, dat ons leven ertoe doet zoals het is. En dat we de ruimte en het vertrouwen krijgen om daarin te groeien. De zekerheid des geloofs ligt niet in dogma’s, maar in die ervaring. En dan spreekt de brief aan Timotheus ook tot ons: Zegt het voort! Verkondig de boodschap!
Amen
Deel deze preek
Genesis 32:23-31
23Het was nog nacht toen Jakob opstond en de Jabbok overstak op een doorwaadbare plaats, samen met zijn beide vrouwen, zijn twee bijvrouwen en zijn elf zonen. 24Nadat hij hen over de rivier had geholpen, bracht hij ook al zijn bezittingen naar de overkant. 25Maar zelf bleef hij achter, helemaal alleen, en er worstelde iemand met hem totdat de dag aanbrak. 26Toen de ander zag dat hij het niet van hem kon winnen, raakte hij Jakobs heup aan, en daardoor raakte Jakobs heup tijdens die worsteling ontwricht. 27Toen zei de ander: ‘Laat mij gaan, het wordt al dag.’ Maar Jakob zei: ‘Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent.’ 28De ander vroeg: ‘Hoe luidt je naam?’ ‘Jakob,’ antwoordde hij. 29Daarop zei hij: ‘Voortaan zal je naam niet Jakob zijn maar Israël, want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.’ 30Jakob vroeg: ‘Zeg me toch uw naam.’ Maar hij kreeg ten antwoord: ‘Waarom vraag je naar mijn naam?’ Toen zegende die ander hem daar. 31Jakob noemde die plaats Peniël, ‘want,’ zei hij, ‘ik heb oog in oog gestaan met God en toch is mijn leven gered.’