Verdwalen en veerkracht
Wat te doen als ik me verdwaald voel?
Zusters en broeders,
De vraag van vandaag heeft vast te maken met de lezing die we op de startzondag lieten klinken. Het verhaal van de Goede Herder en het verloren schaapje. En het gaat vast niet over exegese; maar meer over het eigen leven. Waarin we ons verdwaald kunnen voelen. Misschien nog wel weten waar we vandaan kwamen, ongeveer, maar niet meer waar het heen moet. Verdwaald; als we de richting kwijt zijn, geen oriëntatie meer hebben, en geen perspectief. Verdwaald; een gevoel van verlorenheid en moeilijker nog dan een situatie van voldingen feiten. Die kunnen moeilijk of verdrietig zijn, maar als duidelijk is hoe de kaarten liggen, dan weet je ten minste waar je mee te maken, en mee te dealen, hebt. Dan kun je misschien verdriet hebben, rouwen, en uiteindelijk proberen af te sluiten. Maar als je verdwaald bent, dan is die duidelijkheid er niet. Dan is het allemaal ongewis. Dan weet je niet waar je je op moet richten, en leef je tussen hoop en vrees. Wordt je heen en weer geslingerd tussen optimisme en pessimisme. En is het maar afwachten.
Er zijn verschillende vormen van verdwaaldheid. Je kunt letterlijk de weg kwijt zijn; dat is meestal nog wel op te lossen. Tenzij je in een ver afgelegen streek beland, komt je uiteindelijk vaak nog wel ergens terecht; kun ej de weg vragen of worden thuisgebracht.
Lastiger is de verdwaaldheid wanneer je de situatie niet meer herkend. Als er dingen gebeuren, dingen veranderen, die je overvallen en het leven op de kop zetten. Als je de wereld niet meer herkend. Een ramp misschien. Een verwoestende aardbeving in Turkije of Syrie, een dreunende oorlog, met de dreiging van escalatie. Bij de watersnoodramp was er in Nederland dit soort ontreddering, en 79 jaar geleden bij het bombardement van Nijmegen, toen het hart uit onze stad werd gerukt en honderden mensen het leven lieten. Maar ook bij ontwikkelingen in de tijd, die je niet meer snapt: doodsbedreigingen aan bestuurders, kinderen die met wapens lopen, toenemende onverschilligheid en zelfzucht. Waar moet het heen met de wereld?
Verdwalen kun je óók ín het leven. Als je de grip op het leven verliest. Aanvankelijk vergeet je gewoon wat dingen, maar allengs worden de gaten groter. Je probeert misschien nog wat geheugensteuntjes te vinden, legt briefjes neer, of je zoekt compensatie bij je partner. Sommigen kunnen daar laconiek onder zijn: ‘de laatjes zitten vol’, zei mijn moeder over zichzelf, in die situatie. Maar anderen worden opstandig of verdrietig want ze lijken zichzelf kwijt te raken, als ze de grip op het leven verliezen. Verdwaald in de tijd, kun je zo zijn.
Maar ook op andere manier kun je jezelf kwijt raken. Niet door te vergeten, maar door je al te zeer te herinneren: wat er fout en verkeerd is gegaan. Als de schuld je néérdrukt en je een onherstelbare fout hebt gemaakt. Op deze eerste zondag van de veertigdagentijd lezen we uit psalm 51; over een paar weken komt dezelfde psalm weer aan bod. Daarin gáát het om een onherstelbare fout, een afgrijselijke misdaad, begaan uit machtswellust, en lust. We kennen het verhaal ongetwijfeld. Koning David ziet vanuit zijn paleisraam de mooie Batseba een bad nemen. Haar man, Uria, was als Hettiet één van de 30 helden van David, en op dat moment voor David elders aan het front. Na een theebezoek, op uitnodiging van de koning, bleek Batseba zwanger van hem. En David liet zijn getrouwe held in de voorste linies opstellen zodat hij zou sneuvelen. En David ‘ontfermde’ zich over de ontroostbare weduwe…
Maar de profeet Nathan laat de schuld van David niet onbesproken en confronteert hem met zijn schanddaad. ‘Een rijke herdersvorst,’ vertelt Nathan, ‘slachtte het enigste lam van zijn arme buurman om dat aan zijn gasten voor te zetten. Wat moeten we daar mee?’. ‘Ter dood met die vent,’ riep de verontwaardigde David, ‘wie is hij?’. ‘Die man, koning, dat bent u!’.
En dan valt het David allemaal in; zijn schuld, zijn grote schuld. Diep berouw neemt bezit van hem. Als koning dacht hij misschien alles te kunnen maken, maar diep is hij gezonken. Zou hij ooit hebben kunnen denken zover te komen? Wat heeft hem bezield?
Siert het David niet, ergens? Hij voelt zich tenminste verantwoordelijk en schuldig. En belijdt zijn schuld. Zou dat in onze tijd niet al te dikwijls ontbreken? Voelen mensen zich niet schuldig en willen ze niet verantwoordelijk zijn! Want zonde en schuld, dat zijn toch achterhaalde begrippen, daar wordt je alleen maar somber van. Laten we er maar niet al te zwaar aan tillen…
Ook in de kerk kunnen het beladen begrippen zijn geworden; zonde en schuld. Niet onbegrijpelijk, want het zijn zware woorden geworden en ze hebben niet zelden het effect gehad dat mensen knakten en in een depressie schoten waar ze niet meer uit konden komen. Misschien niet uit mochten komen, volgens sommigen, want dat zou maar hoogmoed wezen (en Leiden helemaal in last). De zonde werd weleens te veelvuldig van stal gehaald en heeft verwoestende gevolgen voor het zelfvertrouwen van mensen kunnen hebben. Want het haalde mensen onderuit: jij deugt niet. Punt.
Zouden we dan dat ‘zware’ begrip niet maar een beetje temperen? Of wegpoetsen, of wegzetten? Het begrip ‘zonde’ lijkt zijn scherpte wat verloren te hebben. En schuld, willen we daar nog aan? Of is er altijd wel een smoesje te verzinnen? Het waren de omstandigheden…, of een domme vergissing…, of maar éénmalig…, of de deskundigen hebben het óök niet geweten…, of ‘we moesten aan de leveringszekerheid’ denken…, er stonden grote belangen op het spel,… Of ff een los draadje in het hoofd…, of misschien net iets te veel gedronken…, of iedereen doet het…, of een slechte jeugd. Maar toch liefst niet: jouw, niet onze, schuld!
Zoveel Nathans zijn er niet meer in Nederland, we zoeken liever excuses dan dat we iemand confronteren met schuld. Want dat is maar ongemakkelijk…
Maar zou je dan ooit van je schuldgevoel af kunnen komen? En zou je daar uiteindelijk mee geholpen zijn? Als je steeds maar excuses en uitvluchten moet verzinnen, raak je dan jezelf niet kwijt omdat je de waarheid nooit onder ogen kunt zien, en je steeds meer in de leugen moet leven. Wie zichzelf niet meer in de spiegel durft te zien, is pas echt verdwaald in het leven.
Schuld is lastig geworden; misschien wel een nieuw taboe. Want als je schuldig en zondig bent, dan deugt het immers niet en ben je gediskwalificeerd. En dat is wel het laatste wat je moet hebben, want dan heb je je bestaansrecht verloren. Die ‘punt’ achter het zondebesef is niet verdwenen als we niet meer over schuld willen praten. De ‘punt’ dat je leven waardeloos is, als je je eigen schuld onder ogen moet zien. In het Calvinisme werd het misschien wel eens tevéél benadrukt; in onze tijd durft niemand het aan. Hangt onze wereld niet van geslaagdheid en succes aan elkaar? We willen niet schuldig zijn, of verantwoordelijkheid, want dan zou het mooie plaatje alleen maar kunnen bederven. En dus overschreeuwen we onze tekortkomingen door onze prestaties hóóg van de toren te blazen. Niets aan de hand! Ik ben geweldig! Ik ben de beste! Het opgeklopte narcisme beleeft gouden tijden!
Maar dàn is Leiden pas echt-echt in last. Want tegen opgeklopte ego’s is geen enkel kruid gewassen. Als alles zo supergeweldig moet zijn, dàn kan het alleen maar tegenvallen. En dan valt het tegen, als er ook maar íets tegen zit.
Bij God valt het mee. God verwacht niet het onmogelijke van mensen waarvan Hij weet dat ze niet perfect zijn. En dan kan het vooral méévallen. Doorgeslagen zondebesef knakt. Maar opgeklopt narcisme knakt ook, onherstelbaar, als het tegen zit. Maar in de liefde van God, wuift het riet heen en weer. Buigt misschien door, maar richt zich weer op. Want God laat je niet zitten met je schuld; Hij vergeeft. In de veertigdagentijd leven we toe op Pasen; het feest van opstanding en verzoening. Echt nog niet zo gemakkelijk om uit te leggen en te begrijpen, maar in ieder geval met aandacht voor wat er mis kon gaan. Met plek voor ontoereikendheid, voor zonde en schuld. En omdat de genade er achteraan komt, is dat allemaal niet fataal maar kan het zich oprichten. ‘Veerkracht’ biedt de genade van God.
Dat is het thema van het voorjaarsprogramma dat in de veertigdagentijd wordt gehouden. In schuld en boete verlies je jezelf als je het buiten de deur houdt en als je probeert het mooier of beter voor te stellen dan het was. Het knakt je, als er geen uitzicht is. Wáár, in onze tijd, kunnen we met onze schuld en ontoereikendheid heen? Als verstoppen in de leugen niet meer helpt en we vastlopen in de façades van onze geweldigheid, is God misschien wel de enige plek waar je ermee heen kan. Waar je schuld en zonde op kunt biechten. En waar het je niet onderuithaalt! Want God blijft van ons, van jou, houden, en helpt je zó door je schuld heen.
Dan komen we thuis! Dan hoeven we ons niet beter voor te doen dan we zijn, dan verliezen we onszelf niet in de schone schijn. Dan mogen we bestaan met alles wat er is, zowel aan goede als aan verkeerde dingen. Dan hoeven wij ons niet langer af te vragen of ons leven er toe doet. En verdampt de ongewisheid. Op dàt kompas kunnen we koersen. Als God van ons kan houden met alles wat er ook niet aan ons deugd, zouden wij onszelf dan niet aanvaarden?
Amen
Deel deze preek
psalm 51: 1-11
Voor de koorleider. Een psalm van David, toen de profeet Natan hem had bezocht, nadat hij met Batseba geslapen had.
Wees mij genadig, God, in uw trouw,
u bent vol erbarmen, doe mijn daden teniet,
was mij schoon van alle schuld,
reinig mij van mijn zonden.
Ik ken mijn wandaden,
ik ben mij steeds van mijn zonden bewust,
tegen u, tegen u alleen heb ik gezondigd,
ik heb gedaan wat slecht is in uw ogen.
Laat uw uitspraak rechtvaardig zijn
en uw oordeel zuiver.
Ik was al schuldig toen ik werd geboren,
al zondig toen mijn moeder mij ontving,
maar u wilt dat waarheid mij vervult,
u leert mij wijsheid, diep in mijn hart.
Neem met majoraan mijn zonden weg en ik word rein,
was mij en ik word witter dan sneeuw.
Laat mij vreugde en blijdschap horen:
u hebt mij gebroken, laat mij ook juichen.
Sluit uw ogen voor mijn zonden
en doe heel mijn schuld teniet.