Alle preken

Gij zult u geen gesneden beelden maken; godsbeeld 1

Verandert het Godsbeeld? Deze vraag is ook op zondag 2 april 2023 leidend

In deze dienst werd Benjamin de Ronde gedoopt. Zijn moeder Annelotte las een brief aan hem voor. Met haar toestemming plaatsen we de brief bij de lezingen.

Zusters en broeders,

‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ vraagt Jezus aan Zijn leerlingen in het project van de nevendienst vandaag. Een cruciale vraag. En dan gaat het niet om een definieerbare feitelijkheid. Maar om hoe de mensen tegen Jezus aankijken. Het gaat niet om een afstandelijke vaststelling, maar om een betekenisvolle relatie.

En dat is in het geloof altijd het geval. Het geloof gaat niet buiten mensen om, maar krijgt betekenis in de relatie met de levende God. En dan is altijd aan de orde ‘wie de mensen zeggen dat Hij is.’ In kerk en geloof wordt dat wel uitgedrukt met het woord ‘Godsbeeld,’ maar het moet de vraag zijn of dat eigenlijk wel het juiste woord is; -of het gewenste woord, want de Bijbel verbiedt het maken van Gods-beelden. Bij de berg Horeb verscheen God. Of althans: ‘vanuit het vuur hoorde u een stem spreken, maar een gedaante zag u niet.’ God toont zich niet in Zijn Eigenheid; hoe zouden mensen dat ooit kunnen bevatten?

Dat is wel een centrale gedachte in de Bijbel: God laat zich niet in menselijke kaders persen. En dat is ook een verschil met de omliggende volken. Want dáár zijn de afbeeldingen van de goden de normaalste zaak van de wereld. Afbeeldingen van goden als wezens, als mannen of vrouwen, als dieren, vissen of vogels. Maar ook als zon, maan en sterren. Of als bijvoorbeeld een Gouden Kalf. We kennen natuurlijk het verhaal van het godenbeeld dat nota bene hogepriester Aäron maakte terwijl Mozes op de berg met God verkeerde. Een dramatisch dieptepunt was het in de relatie van God met Zijn volk. Maar niet, eigenlijk, uitzonderlijk. Want het volk Israël leefde niet op een eiland. In Egypte waren ze volop in contact geweest met de Egyptische goden en daarvóór met de goden uit Babylonië. Dat was altijd de streek gebleven waar de aarstvaders en -moeders banden en contacten hadden. En voor een deel hun godsbeelden hadden meegenomen, letterlijk hun godenbeeldjes zoals van aartsmoeder Rachel wordt verteld. Ook later, als het volk in het beloofde land is neergestreken, blijkt keer op keer de invloed van heidense goden en wordt de strijd met de Baäls steeds opnieuw uitgevochten. En daarmee krijgt de God van Israël zelf ook nader vorm.

En verandert dus ook. In zekere zin is dat een verandering van Godsbeeld, ook al mogen er geen tastbare beelden worden gemaakt. In de Bijbel zie je een ontwikkeling in de manier waarop mensen naar God keken. Aanvankelijk heeft God de trekken van een stamgod, die gebonden is aan de familie van Abraham. Volgens Karen Armstrong, die hierover veel geschreven heeft, is een belangrijk breekpunt het verhaal van Jacob die het stam-gebied verlaat om naar zijn oom Laban te gaan, en God gaat met hem mee! God blijkt niet gebonden aan het stamverband, maar gaat daar bovenuit. Karin Armstrong schetst hoe het verhaal steeds verder gaat, en ook hoe het machtsgebied van God zich steeds verder uitbreidt. En uiteindelijk niet beperkt blijft tot de belangen van de stam, want steeds méér de gerechtigheid en de universele liefde zal benadrukken. Dat is niet vreemd: God zelf zegt bij monde van Zijn profeet Jesaja, ‘Zie, Ik ga iets nieuws verrichten’. God blijft niet staan bij het oude, maar leidt ons steeds Zijn toekomst in, Zijn belofte tegemoet.

Die ontwikkeling is te zien in het Oude Testament, en zet zich door in het Nieuwe. Want zeker ook in Jezus toont God zich op een manier die ongekend was. Ook nu weer, begint God iets nieuws. Is in het Oude Testament God gekoppeld aan macht en majesteit, aan strenge regels en wetten, aan beloning en oordeel, en ook aan wraakzucht en bloedig geweld; in het Nieuwe Testament gaat het over een andere boeg: zoekt God de relatie meer, gaat het om verzoening en vergeving, en speelt liefde een veel centralere rol. Heeft de aanpak van het Oude Testament misschien ook weerstand opgeroepen, en wordt in het Nieuwe Testament de dienende verantwoordelijkheid meer aangeboord? Is het God die daarin verandert? Of is het de manier waarop mensen tegen God aankijken, met Hem leven, proberen Zijn wegen te gaan? Gaat het daarmee om een Gods-beeld dat verandert? En is het goed om ons dat te bedenken?

Want als het om het godsbeeld gaat, dan moeten we ook erkennen dat het godsbeeld geen afgodsbeeld moet worden. En dat ligt achter het beeldenverbod in het Oude Testament. Omdat een afgodsbeeld een machtsmiddel in handen van mensen wordt. Een manier om de godsdienst te kaderen, te richten en te kunnen controleren. Een manier ook om de belangen van de religieuze en vaak politieke macht te dienen. Dat is precies wat er in al die omringende godsdiensten van Israël gebeurde. Daar probeerden mensen macht over hun goden te krijgen, door hun beelden te manipuleren, door ze met offers gunstig te stemmen, of hen die offers juist te onthouden. Soebatten met de hogere machten, ten eigen bate. En juist daarin zou de God van Israël zich steeds meer gaan onderscheiden: met God moet je niet willen soebatten. Naar God moet je willen luisteren. Door naar Zijn stem te willen horen, niet door Hem in een afbeelding vast te willen leggen.

In onze gemeente bespreken we dit jaar vragen die bij de startzondag zijn verzameld. Eén van de vragen ging over deze veranderlijkheid van het godsbeeld. Met een zekere schroom was de vraag gesteld, want als het Godsbeeld veranderlijk is, hoe betrouwbaar is dat dan? Maar als het godsbeeld heilig zou zijn, zou juist dàn God niet uit beeld verdwijnen? Wordt God zelf niet overbodig als we in de godsdienst denken dat we Hem in onze zak hebben, en is het daarom goed om ons te realiseren dat God altijd groter dan ons hoofd en hart is? En dat Hij onvoorstelbaar veel méér is dan wij kunnen bedenken of beredeneren.

God laat zich op die manier niet vastleggen, en zal altijd Zijn eigen wegen gaan. En ons daarbij aan de hand nemen. De verandering in Godsbeeld is nooit een beredeneerde of planmatige bedoeling van mensen geweest. Integendeel: vaak verzet de heersende religieuze macht zich tegen veranderingen. Zoals Jezus ook in conflict kwam met de religieuze leiders van Zijn tijd. God bréékt door de menselijke kaders, de menselijke beperkingen héén. En blíjft daarmee steeds actueel en bij de tijd. De veranderingen van God betekenen dat Hij niet ‘van gisteren’ is, niet gestold of vastgeroest, maar dat Hij een levende realiteit door de geschiedenis héén is. Met zeggenschap die niet door mensen wordt gecontroleerd of beheerst, maar die zich mag tonen in de levens van mensen. Dáárom is die vraag van Jezus zo van belang: ‘wie zeggen de mensen dat Ik ben?’. 

Dat is een vraag die natuurlijk te maken heeft met de ideeën die over God bestaan. Een vraag die daarmee ook in de kerk mag worden gesteld. Een vraag die we aan elkaar mogen stellen en waarmee we elkaar deelgenoot mogen maken van onze ervaringen. Want dáármee geven we stem aan God, zó klinkt het Woord van God, wanneer we elkaar de liefde, de genade en de troost aanzeggen. Dat zijn geen waarheden waarmee we anderen om de oren moeten slaan, en het zijn al helemaal geen waarheden die God vastleggen en definiëren. Het zijn manieren om onze ervaringen met de levende God te verwoorden. En die ruimte bieden en uitnodigen om de relatie met God aan te gaan. Want dat is uiteindelijk de vraag waar het Christus om gaat: ‘wie zeggen jullie dat Ik ben’. In welke relatie wil jij tot Mij staan?

Dat is de vraag naar de belijdenis, een antwoord dat mensen mogen geven op de uitnodiging van God. De doop is daarvan het teken. Annelotte zal vandaag op indrukwekkende manier uiting geven aan de betekenis van God en geloof. We geven het hun kindje, de dopeling mee. En hopen dat hij het ooit zal kunnen be-amen. Niet omdat dat de macht, aanzien en gezag van kerk en geloof zou onderstrepen, maar omdat geloof ruimte biedt om tot jezelf te komen. De zeggingskracht van God is vandaag: die genade neemt ons bij de hand, Zijn toekomst in.

Amen

26 maart 2023
Wouter Slob
Maranathakerk
Deuteronomium 4: 4-19 Brief van Annelotte aan haar zoon Benjamin, ter toelichting op zijn doop