Want vele vrouwen volgden Hem
Is het geen onbegonnen werk; dienstbaarheid?
Witte Donderdag
‘Want vele vrouwen volgden Hem’
Zusters en broeders,
In de veertien kruiswegstaties die officieel zijn erkend spelen vrouwen eigenlijk een opmerkelijke rol. Op tenminste drie hebben ze een soort van hoofdrol. Onderweg naar Golgotha ontmoet Jezus Zijn moeder, wordt Zijn gelaat afgewist door Veronica en bewenen de vrouwen van Jeruzalem Hem. Bij de kruisafname en de graflegging zijn bovendien ook dikwijls vrouwen afgebeeld, en als Jezus drie maal valt idem. Eigenlijk niet zo vreemd, want vrouwen vormen minstens de helft van de wereldbevolking en in de kring rond Jezus worden vrouwen steeds met name en met achting genoemd. Dat lijkt de geschiedenis wel eens vergeten te zijn; -dat heeft de kerk misschien wel eens iets te veel wíllen vergeten. Maar in het vroegste Christendom speelden vrouwen een belangrijke rol. Het wordt de apostel Paulus wel verweten dat hij vervelende dingen over vrouwen zegt. En inderdaad zijn er passages te vinden die los van de context een vrouwonvriendelijke indruk wekken. Maar wie Paulus wat beter zou lezen, ontdekt dat ook hij met zeer veel respect over vrouwen spreekt. Ook uit andere vroege geschriften spreekt een centrale rol voor vrouwen in het vroegste Christendom.
Maar vrouwen zijn aan de kant geschoven. Toen de kerk zich ging organiseren en een instituut werd, drongen mannen zich naar voren en raakten vrouwen op een zijspoor. En met veel succes. Eeuwenlang zijn vrouwen goeddeels onzichtbaar en monddood gemaakt. En werd de vrouw onder het kruis zelf ook geofferd.
Er komt meer aandacht voor de rol van de vrouwen. Ook in onze versie van de kruiswegstaties, in de afgelopen weken door een aantal creatievelingen gemaakt, zijn ze aanwezig. Het zijn afbeeldingen van de vrouwen onderweg, van de doek van Veronica, maar gaan ook wat verder. Maria is niet alleen de bedroefde moeder onder het kruis; als moeder aarde wordt zijzelf ook gekruisigd. Er worden wel pleisters geplakt op het kruis van overbevolking, uitputting, ontbossing en ga zo maar door, (schrijft Anouk Habing in een toelichting bij haar werk); we verzachten maar helen doen we de wonden niet. Moet je vrouw zijn om de verwonding van de aarde te zien?
Moet je man zijn, om daarentegen voor macht te gaan? Zoals kennelijk ook in de geschiedenis van de kerk is gebeurd? Omdat vrouwen van nature meer tot ‘zorgen’ zijn geneigd? Ik wil me vanavond niet mengen in een hete discussie over specifieke mannelijke of vrouwelijke eigenschappen en al helemaal niet of dat aangeboren of aangeleerd zou zijn. De verschillen die er zijn, gelden vast niet voor alle mannen en alle vrouwen. Maar tot mijn spijt moet ik zelf wel vaak vaststellen dat verkeers-hufters dikwijls mannen zijn. (Of tuttige rijders vaak vrouwen zijn, durf ik wat minder stellig te beweren…). Qua inkomen lopen vrouwen momenteel in, maar verdienen de dames gemiddeld nog steeds 14% minder dan hun mannelijk collega’s. En de hoogste posities in de samenleving worden nog altijd bovengemiddeld door mannen bezet. Kennelijk is het voor mannen makkelijker of vanzelfsprekender om hoog van de toren te blazen. En hebben vrouwen misschien meer last van terughoudendheid. Of is de deugd van de bescheidenheid bij hen wat sterker ontwikkeld.
En zou dàt geen deugd zijn, die wat méér aandacht zou verdienen. Het is eigenlijk vreemd dat óók in het Christendom de positie van vrouwen zo is ondergesneeuwd. In de culturele context van het Romeinse Rijk ging het om macht, om geweld, om controle. Maar ging het bij Jezus niet juist om iets anders: om dienstbaarheid?
Jezus was geen watje, die het maar moeilijk vond om Zijn positie in te nemen. Hij werd ‘Heer’ en ‘meester’ genoemd en vond dat ook terecht, want Hij was dat ook. Volop neemt Jezus Zijn verantwoordelijkheid als geestelijk leider van zijn leerlingen en als rabbi. Maar niet om te heersen is Hij gekomen. Om te dienen. Misschien dat deze man ook daarom wel zoveel wrevel wekte bij zijn seksegenoten. Seksegenoten die graag dik deden met hun posities. Met hun weelderige gewaden en hun aanzien. Met hun fraaie titels en hun privileges. Die als Hogepriester of Schriftgeleerde zich lieten voorstaan op hun belangrijkheid. En wiens opgeblazenheid misschien doorgeprikt dreigde te worden door deze provinciaal die met hoeren en tollenaars aanlag, zich met de gewone man bemoeide en het over naastenliefde had.
En die, op de avond voor Zijn dood, Zijn boodschap van dienstbaarheid kracht bijzet door de voeten van Zijn leerlingen te wassen. Niet als een symbolisch ritueeltje, maar met de knoestige voeten van mannen met eelt op de zolen.
De leerlingen schrikken ervan. En Petrus gaat, niet voor de eerste keer, in de overdrive: was mij dan maar helemaal! Maar het gaat Jezus nu juist niet om overdrive of overdrijving. Het gaat om werkelijke dienstbaarheid. ‘Hij die de gestalte van die de gestalte van God had, […] deed afstand van zijn positie en nam de gestalte aan van een dienaar’(Fil. 2). En tot die navolging worden ook de leerlingen geroepen.
In het Bijbelse verhaal echoot de voetwassing van Jezus die van Maria. Twee hoofdstukken eerder heeft Maria Magdalena de voeten van Jezus gewassen, gezalfd met geurende olie. Beeldend staat het beschreven en je ruikt bijna de geur die het hele huis doortrok. Maar voor Judas is het de druppel die de emmer doet overlopen. Want is het geen verspilling, die dure olie en dat voor een paar voeten (die waarschijnlijk net zo knoestig waren als die van de leerlingen). Was Judas inderdaad begaan met het lot van de armen, en was de olie verspilling? Was hij bang voor de positie van hun clubje in het gespannen Jeruzalem? Of was hij juist bang dat het Jezus naar de bol was gestegen en dat Hij zich nu als koning liet behandelen door met belangrijkheid te willen geuren? Maar hij had hij het mis.
Want de gezindheid van Jezus verlangt navolging. Het leiderschap van Jezus bestáát uit dienstbaarheid. Niet alleen op dat ene moment daar tijdens die laatste maaltijd met Zijn leerlingen. Maar altijd, en overal, en door iedereen. Zou dat niet wonderbaarlijk zijn?
En zouden dan wonderen niet kunnen geschieden? Zouden we niet vaak verzuchten dat het kwaad in de wereld zo veelomvattend is, dat het wel nooit zal veranderen. Maar als niemand nou zou gáán, naar zo’n oorlog? Zouden we niet vaak verzuchten dat het onbegonnen werk is, al die vluchtelingen op te vangen? Maar wat als nou gewoon iederéén één gast ontvangt, en, vooruit, de rijken: twee. Zouden we niet terugkrabbelen als we de weerstand tegen noodzakelijk stikstofbeleid zien, en denken dat het een onhaalbare kaart is? Maar wat als we nou gewoon allemaal een eerlijke prijs voor kleinschaliger boeren betalen? Wat als onze mentaliteit wat meer op dienstbaarheid, en wat minder op macht, belang en aanzien zou zijn gericht? En dan: niet langer pleisters plakken, maar proberen te voorkomen dat er wonden worden geslagen. Door gerechtigheid te doen.
Die opdracht krijgen ook wij mee als we bij Christus aan tafel komen. Want het geen verdienste die ons daar welkom doet zijn. Het is genade. Als wij in de liefde van God aan Zijn tafel mogen komen, dan moeten we ook met die liefde weer van tafel gaan. En niet met onze eigen positie geuren, maar die aan anderen betonen. Wie aan de tafel van de Heer aanligt, staat op om uit te gaan delen. En misschien mogen we dan aan vrouwen een voorbeeld nemen. Laten we hopen dat hun inhaalslag niet betekent dat ze dezelfde fouten maken als mannen door de eeuwen heen. Maar dat ze meer oog zullen hebben voor de noden en zorgen. En dat is vast geen typisch vrouwelijke eigenschap; want Jezus deed ons dat ook al voor. Misschien daarom wel dat Hij juist geen onderscheid maakte tussen mannen en vrouwen. En voorbij dat verschil kon denken. Nu wij nog.
Amen
Deel deze preek
Exodus 12: 15-20
Eet dan zeven dagen lang ongedesemd brood, en verwijder meteen op de eerste dag alle zuurdesem uit jullie huizen; wie op een van die zeven dagen iets eet dat zuurdesem bevat, moet uit de gemeenschap van Israël gestoten worden. De eerste en zevende dag zijn heilige dagen die jullie samen moeten vieren. Die beide dagen mag er geen enkele bezigheid verricht worden, jullie mogen alleen het voedsel bereiden dat ieder nodig heeft. Dit voorschrift blijft voor altijd van kracht. Generatie na generatie moeten jullie het feest van het Ongedesemde brood vieren, omdat Ik jullie die dag, in groepen geordend, uit Egypte heb geleid. Van de avond van de veertiende dag van de eerste maand tot de avond van de eenentwintigste dag van die maand moeten jullie ongedesemd brood eten. Gedurende die zeven dagen mag er geen zuurdesem in jullie huizen te vinden zijn; iedereen die iets eet dat zuurdesem bevat, moet uit de gemeenschap van Israël gestoten worden, of het nu een vreemdeling is of een geboren Israëliet. Eet niets dat met zuurdesem bereid is; eet uitsluitend ongedesemd brood, waar jullie ook wonen.”’