Geld en bezit
Hoe kunnen we in al onze overvloed toch verantwoord leven?
Zusters en broeders,
Verschillende vraagstellers benoemden het verschil tussen rijk en arm: hoe kunnen we in onze overvloed toch verantwoord leven? Een vraag die op zichzelf al belangrijk genoeg is, maar ook een vraag waar jongeren bij betrokken worden: hoe brengen we woord en daad dichter bij elkaar? ‘Wie mijn woorden hoort en ze doet…’, zet de vraagsteller er speciaal nog even bij. Want praatjes vullen geen gaatjes.
Het behoeft natuurlijk eigenlijk geen betoog dat woord en daad met elkaar in overeenstemming moeten zijn. Wie van gerechtigheid preekt, kan niet van uitbuiting leven. Wie over naastenliefde spreekt, kan geen onrecht plegen. Waar dat toch gebeurt, verliest de boodschap alle geloofwaardigheid. Zelfs als die boodschap op zichzelf genomen goed en juist zou zijn, verspeelt de boodschapper het recht van spreken. Zelfs als we zouden mompelen dat we allemaal zondaren zijn, en dat niets menselijks ons vreemd is. Met dit soort smoesjes en uitvluchten werden in het verleden wel eens misdragingen goed gepraat. Niet in het minst van geestelijken die de handen niet thuis konden houden. En dat heeft het aanzien van de kerk geschaad. Met een uitgebreid netwerk aan kostscholen, sprongen de misstanden in de rooms-katholieke kerk er nogal uit. Maar zeker niet tot daar beperkt. Ook in andere kerken, ook op seculiere kostscholen, ook op sportclubs, en zelfs in de jeugdzorg zijn dit soort misstanden vastgesteld. Nergens en nooit goed te praten, maar in de kerk misschien wel nadrukkelijker pijnlijk omdat de boodschap zo anders is. Dat moet je dan vooral niet onder de pet houden, maar aanpakken. Er was heel wat maatschappelijke druk voor nodig, maar we mogen tenminste vaststellen dat deze uitwassen niet meer met de één of andere mantel der liefde worden bedekt. En hopelijk minder kans hebben om te blijven woekeren dan ooit.
Maar dáárover zal weinig verschil van mening bestaan. Anders ligt dat bij het verschil tussen rijk en arm. Een luxe-probleem, wellicht, misschien wel een typisch luxe-probleem: kunnen wij in onze welvaart verantwoord leven? Deze vraag heeft de eeuwen door de gemoederen flink bezig kunnen houden. Want niet alleen individuele gelovigen, ook de kerk zelf kon erg rijk worden en was in de middeleeuwen de grootste grootgrondbezitter ter wereld. Dat was niet per se de bedoeling geweest, maar was een gevolg eigenlijk van haar succes. De kerk bemiddelde tussen de gelovigen en God en het hielp als een geestelijke voor je kon bidden. En als je dan misschien beducht was over hoe het zou aflopen wanneer je voor de rechtersstoel van Christus zou staan (omdat je je eigen kerfstok al te goed kende) dan kon het helpen om dat gebed systematisch te organiseren: door iemand er speciaal voor in te huren. En misschien wel voor lange tijd voor je te laten bidden. In sommige gevallen tot lang na je dood. We herkennen er misschien de aflatenhandel in, die wijd was verspreid maar ook veel weerstand opriep. Want betekende dit niet dat de rijkaards aan de hand van een geestelijke de hemel in konden worden geholpen? Zoals Karel de Grote door de abt van het klooster dat hij stichtte de hemel in werd geloodst. En dat geld dus een soort toegangsbewijs voor de hemelse heerlijkheid zou worden. Genade een verdienste en misschien een handeltje?
Geregeld werd het systeem bevraagd, en hervormingen doorgevoerd. Niet zelden vanuit kloosters, die de oprechte vroomheid weer boven bezit wilden stellen. Maar als dat lukte, dan was juist zó’n klooster de beste plek om voor je te laten bidden. En kreeg het de rijkste giften. En werd dan een prooi voor foute families, die hun telgen tot abt lieten verkiezen om zeggenschap over het bezit te krijgen.
Met het geld konden natuurlijk ook goede dingen worden gedaan. Er werd aan armenzorg gedaan, er werd naar zieken en naar pelgrims omgekeken. De kerken werden verfraaid, tot meerdere eer en glorie van God. Of ook tot meerdere eer en glorie van de opdrachtgevers; - rijke steden, belangrijke bisschoppen of kapittels? De middeleeuwse Utrechter Geert Grote schreef een vlammend protest tegen de torenbouw van Utrecht: hoogmoedige ijdelheid! Dat geld zou beter kunnen worden besteed. En al eerder had Franciscus van Assisi scherpe kritiek op kerkelijk bezit en stichtte één van de bedelordes.
Ook bij de reformatie speelde het geldsysteem van de kerk een aanjagende rol. Vooral de suggestie dat je met geld een plek in de hemel kon reserveren was reden tot protest. En zo is het protestantisme altijd wat voorzichtig gebleven met bezit. Waar de katholieke traditie rijke gebouwen hadden en de kerken verfraaiden met schilderijen, beelden en de mooiste muziek, gingen de protestanten voor soberheid: niet te opzichtig en niet te protserig! Dat gebeurde in de kerken, maar ook in de persoonlijke levens. Want vóór je het wist, had je onherstelbaar gezondigd.
Anders dan in het middeleeuwse katholieke denken was het protestantse zielenheil een zaak van ‘genade alleen’. God was volkomen vrij om naar eigen inzicht heil en onheil toe te bedelen. Als mens kon je dat nooit zeker van zijn. Hoezeer je ook je best zou doen, God kon altijd negatief oordelen. Het maakte dat protestanten nooit konden denken dat ze ‘er waren’; altijd moest er voor de zekerheid nog wat harder worden gewerkt! Maar misschien mocht je toch iets van genade ervaren wanneer dat harde werken een soort van succes had. En je bijvoorbeeld geld verdiende. Daar moest je dan niet al te gretig van gaan genieten, want dat zou hoogmoedige zonde kunnen zijn! Het verdiende geld moest je maar niet al te kwistig uitgeven. Besteed het maar aan het werk wat je doet. En dus werd de winst in het bedrijf geïnvesteerd. Volgens deskundigen ontstond daarmee in de 16e eeuw het kapitalisme: het systeem dat met geld, geld word gemaakt. Hard werken, geld verdienen, investeren, en weer geld verdienen. Pas de 2e en 3e generatie zou het opgestapelde kapitaal in de 17e eeuw gaan uitgeven; wat wij nu de Gouden Eeuw noemen. Maar heeft rijkdom niet ook iets onbehagelijks; zou de één en niet de ander er recht op hebben?
Stééds duikt deze vraag op in de geschiedenis. In de vragen van vandaag klinkt het door, maar ook in Bijbel komt de vraag naar sociale ongelijkheid geregeld terug. In de brief van Petrus zelfs expliciet als het over slavernij gaat. Vorig week hoorden we deels dezelfde tekst als vandaag, en de zinnen die over slavernij gaan springen er, niet in positieve zin, direct uit. Praat de Bijbel dit soort ongelijkheid goed? En moeten de onderdrukten hun mond maar houden?
Voor alle duidelijkheid, de Bijbel praat slavernij zeker niet goed. Maar veroordeelt het ook niet. Slavernij is een aspect van de samenleving waarin het christendom zich ontplooit, en de romeinse samenleving is niet goed denkbaar zonder. Maar in Christus doen die verschillen er niet toe. In de gemeente zijn allen gelijk. Slavernij is een aspect van ‘de wereld’ dat in de gemeente van christus een alternatief vindt. Juist daar bleek het meer om daden dan om woorden te gaan. Want het vroegste christendom trekt niet predikend ten strijde tegen slavernij, maar in daden. En bestrijd de verschillen in eigen kring. Met opvallende voorbeelden. Twee beroemde vroege martelaressen (Perpetua en Felicitas) doorstonden in geloof allerlei smaad en vervolgingen en waren als zusters; terwijl ze slavin en meesteres waren. En onder de vroege bisschoppen van Rome waren vermoedelijk slaven; die dus de hoogste kerkelijke posities konden bereiken. Sociale ongelijkheid is bij God niet een bepalende categorie. En krijgt om die reden nooit alle nadruk.
Dat geldt ook voor bezit. Grote verschillen in rijkdom komen in de Bijbel voor. De aartsvaders Abraham, Isaak en Jacob zijn herdersvorsten met grote rijkdommen. En wat te denken van de koningen of van iemand als Job? Die inkomensverschillen worden niet uitgevlakt, alsof ze niet zouden mogen bestaan. Maar het zou niet moeten bepalen hoe we als mensen tegenover elkaar staan. Dan moet naastenliefde en gerechtigheid de boventoon voeren.
Geld en bezit kan daarin zeker een rol spelen. Niet voor niets wordt er gecollecteerd en het is zaak goed in het oog te houden dat de inkomsten dan ook bij de armen terecht komen. Maar zouden we zelf aan de bedelstaf moeten geraken om verantwoord te kunnen leven? Of word bezit juist dan iets van een afgod dat te veel nadruk krijgt? En dat juist zou suggereren dat bezit zaligmakend is, omdat het de maat van genade zou zijn? Zou geld juist dan niet veel te veel gewicht krijgen?
De zinnen over slavernij die in de Bijbel klinken, zouden wij niet langer op dezelfde manier opschrijven. Niet in het minst door inspanningen van Christenen is de slavernij afgeschaft. Nou ja, officieel… Want in allerlei gedaanten bestaat slavernij wel degelijk nog steeds. Worden er nog steeds mensen verhandeld, en zijn mensen, vooral, gevangen in structuren van afhankelijkheid en schuld. Dat geldt in verre landen van cacaobonenplukkers, tot stadionbouwers in Qatar. Maar ook in Nederland zou je dit soort vormen van sociale ongelijkheid terug kunnen vinden.
Kunnen we als kerk, als gelovigen daar wat aan doen? Zeker. Net als destijds tegen de slavernij werd geprotesteerd, kunnen we dat vandaag de dag tegen structuren van ongelijkheid doen. Maar dan ook het woord bij de daad willen voegen. Heel concreet. Niet meedoen aan een toernooi waarvoor slavenbloed is gevloeid. Heel concreet: een verantwoorde prijs betalen voor boerenproducten die door de markt steeds grootschaliger moesten werken en gevangen zitten in schuld en stikstof-eisen. En heel concreet: steeds gerechtigheid in het oog houden, en bereid zijn daar ook de beurs voor te trekken. Maar in die volgorde, want de beurs trekken op zichzelf is niet per se hetzelfde als gerechtigheid doen. Als we alleen op geld zouden focussen, zouden we dat makkelijk over het hoofd kunnen zien.
Amen
Deel deze preek
Jesaja 26: 7-12
U effent het pad voor de rechtvaardige,
U baant voor hem een rechte weg.
Ook wij verlaten ons op U, HEER:
wij gaan de paden van uw recht.
Ons diepste verlangen is het
uw naam te noemen, U aan te roepen.
Reikhalzend kijk ik naar U uit,
zelfs ’s nachts verlang ik naar U.
Wanneer U een oordeel over de wereld velt,
zullen de mensen op aarde gerechtigheid leren.
Maar niet de goddeloze: al wordt hij gespaard,
gerechtigheid zal hij nooit leren.
In het land van het recht doet hij slechts onrecht;
de macht van de HEER merkt hij niet op.
HEER, uw opgeheven hand ziet hij niet.
Laat hem dan tot zijn schande zien
hoe U strijdt voor uw volk,
hoe het vuur uw vijand verteert.
HEER, geef ons vrede,
alles wat wij deden, hebt U voor ons gedaan.