Alle preken

De ander uitnemender achten; ook in Israël/Palestina

‘Waarom trekken Evangelische kerken steeds meer mensen en vooral jongeren, is het niet te vinden in de reguliere kerken?’

Zusters en Broeders,

Vivien schrok er van toen ze de lezing van vandaag onder ogen kreeg. Is het geen onversneden racistische en ogenschijnlijk anti-semitische tekst? Tegen Kretenzers en tegen Joden, immers. En de tekst is alleen maar scherper geworden in het licht van de geweldsexplosie in Israël afgelopen week. Had maar liever een andere gekozen…

De tekstkeuze hangt samen met de vraag die nog op mijn bureau lag, één van de laatste die we vorig jaar hebben verzameld. ‘Waarom doen die Evangelischen het zo goed?’. En misschien werd er bij gedacht: ‘moeten wij die toer niet óók op?’. Want kennelijk trek je dan mensen, spreekt het aan, en blijf je overeind.

Dat je mensen aan wilt spreken, is natuurlijk een goede zaak. Maar of je op die manier moet proberen ‘overeind te blijven’ is weer wat anders. Want dan maak je je drukker om je eigen voortbestaan, dan om de boodschap die je te verkondigen hebt. En dan zit je, óók als je veel succes kunt hebben, zeker niet zomaar op het juiste pad. In Amerika, bijvoorbeeld, zijn juist evangelische kerken zeer succesvol. Letterlijk stadions vol weten ze te trekken. En miljoenen gaan er in om. En politieke invloed hebben ze. En dan vooral in kamp Trump. Een kamp dat het met wetten, zeden, fatsoen en waarheid niet zo heel nauw neemt. Gaat het hier om het dienen van naastenliefde, of om het najagen van eigen belang?

Wat is het succes van Evangelische kerken? Godsdienstsociologen komen met allerlei verklaringen. Eén verklaring is dat deze kerken duidelijk maken waar ze voor staan, en waar ze niet voor staan, en daarmee een heldere identiteit bieden. Die identiteit wordt niet zelden aangeboden in een hip en aantrekkelijk jasje: met vlotte muziek, snelle filmpjes en een ongedwongen sfeer. Maar de inzichten zijn niet ongedwongen. Die zijn niet zelden juist sturend en dwingend. Je bent van harte welkom, maar: zó zijn onze manieren! Als je er bij wilt horen, dan weet je waar je aan begint. Als je dat niet wilt, dan moet je ergens anders.

Maar dan zit je wel fout!  De theologie bij deze kerken is vaak erg smal, en ieder die niet in de pas loopt, wijst de juiste richting af. En is daarmee al snel afvallig, of ‘des duivels’… Zo’n soort theologie is niet in de eerste plaats bezig met de vraag wat God van ons wil, maar is bezig met identiteitspolitiek.

Dat is ook in de Bijbel terug te vinden. We hadden bij deze vraag ook stukken uit Ezra of Nehemia kunnen nemen, of uit de brieven aan Timotheus. Maar de lezing van vandaag laat er ook iets van zien: de eigen identiteit wordt afgezet tegen de anderen die fout zijn en niet deugen. Zo wordt er over Kretenzers gesproken, maar dat is eigenlijk een wat vreemd voorbeeld. Het is in feite een soort bekend grapje uit de griekse filosofie (Paradox van Epimenides): een kretenzer die zegt dat alle kretenzers altijd liegen, maar dan dus ook zelf de waarheid niet spreekt… Is dat dan een ‘waar woord’? Anti-semitisch is de tekst toch niet; maar wel anti-joods. Het gaat niet om de joodse afkomst (want de meerderheid van de volgelingen van Jezus bestaat in de tijd van Titus uit joden), maar het gaat om de manier waarop de joodse godsdienst zich ontwikkelde. De brief aan Titus laat zien hoe jodendom en christendom uit elkaar aan het groeien zijn, en ze ontwikkelen hun eigen identiteit door zich tegen de ander af te zetten. Dat doen de volgelingen van Jezus, die steeds meer als ‘christenen’ een aparte groep gaan vormen. Maar de joden, die onder leiding van de farizese rabbijnen, de verwoesting van de tempel proberen te boven te komen doen dat evengoed: voor hen zijn de christenen de foute anderen. Religieuze identiteitspolitiek is verleidelijk. Want het komt neer op één groot: ‘Onze God is de Beste!’, waarmee alle anderen stemmen worden gediskwalificeerd en ontkend en overstemd.

Het is een verleidelijke manier van denken, zeker in tijden van onzekerheid en dreiging. Maar een potentieel verwoestende manier van denken. In extreme vorm wordt dit gruwelijk zichtbaar in de huidige situatie in Israël/Palestina. Joden en Palestijnen beschouwen elkaar als foute anderen en hun leiders maken cynisch gebruik van die sentimenten om hun gewin te halen. ‘De Joden moeten wel, want waar kunnen ze anders heen’; is het argument. Maar de Palestijnen kunnen evenmin ergens heen. Niet alleen zijn ze nergens welkom, ook is juist de Gaza-strook in feite een openluchtgevangenis waar de bevolking letterlijk niet uit weg kan. De harde opstelling van beiden, is over de jaren alleen maar verhard. En hoe harder de confrontatie, des te harder de reactie. Vast begrijpelijk genoeg. Maar een oplossing zal er zo nooit kunnen komen.

In dit conflict speelt religieuze identiteit zeker óók een rol. Niet zelden zijn het juist religieuze stemmen die zich door een goddelijke opdracht gedreven voelen om het vuur van extremisme aan te wakkeren. Luid en hard kunnen ze zich laten horen. Met stem en propaganda. En als het moet met verwoesting en geweld. Te vuur en te zwaard moet de vijand met wortel en tak worden uitgeroeid.

Maar is God daar, in het geweld? Op de Horeb ontmoet Elia God. We hebben er van gezongen. Is God, in het geweldige geluid? Van stormwind, van opgehitste eigenwaan? Is God in bevende aarde, in bommenregens? Is God in vlammengloed, van Uzi’s en kalashnikof’s die genadeloos dood en verderf zaaien? Of is God in het zachte suizen om ons heen. In de zachte stem die nog durft te fluisteren van vrede en liefde? In diepe verlatenheid en op de vlucht voor de wraak van een machtige vijand, ontmoet Elia God niet in overrompelend geweld, maar in de stilte.

Gebruiken we het geloof als wapen tegen de foute ander, om zo te worden wie we denken te zijn? En is geloof een manier om onze identiteit tegen die van anderen af te zetten? Het is verleidelijk om zo duidelijkheid te hebben. Maar het is niet naar het evangelie; ook niet als kerken zich met de naam ‘Evangelisch’ tooien. Want onze identiteit ligt niet in wie wij zelf denken te zijn. Maar onze identiteit ligt in Christus, in hoe Hij zich over ons ontfermt, in wat we van Hem mogen ontvangen. Als de liefde, zoals Paulus zegt, ‘de grootste is’, dan gaat het nooit in de eerste plaats om het eigen belang, maar altijd om het belang van de ander. Vast mogen we dan onze overtuigingen met anderen delen, mogen we ook ‘onze manieren’, onze inzichten aan de anderen aan bieden, maar of ze het aannemen is hun zaak. Net als andersom, wij ook van anderen kunnen en mogen leren. Maar altijd vanuit wederzijds respect. De ander is niet principieel ‘fout’, maar moet volgens Paulus, ‘uitnemender worden geacht dan jezelf.’

Waar dat ontbreekt, moet het wel degelijk de vraag zijn of God wordt gediend en Christus nagevolgd, of dat er identiteitspolitiek wordt bedreven ten koste van anderen.

Ook in de Bijbel zijn veel stemmen te horen, die niet allemaal op elkaar zijn afgestemd. En dan moet het ook de vraag zijn hoe we met Bijbelse teksten omgaan, zeker als ze gewelddadig, racistisch en antisemitisch kunnen klinken. Wat hebben ze te zeggen? En kunnen wij er wat mee aan? De oproep om een voorbeeldig leven te leiden uit de Titustekst van vandaag is behartenswaardig genoeg. Maar voor de ondertoon van identiteitspolitiek kunnen we beter bij Paulus te rade.

En dat is geen boodschap van lang geleden en allang voorbij. In de catastrofale situatie in

Israël-Palestina is het maar al te urgent om op déze manier te proberen te denken. Natuurlijk zijn de achtergronden en oorzaken van het conflict zijn complex en belast. Maar de oplossing heeft nooit gelegen in waar het werd gezocht: om de eigen identiteit te ontwikkelen en te vestigen ten koste van de ander. Want die is dan altijd ‘de foute’, die als de druk maar voldoende wordt opgevoerd, vernietigd en verwoest mag worden. Een simpele oplossing is zeker niet zomaar voor handen, maar het principe om ‘de ander uitnemende te achter dan jezelf’ zal het zeker niet slechter kunnen doen, dan de huidige doodlopende wegen waar zowel veel Palestijnen als veel Joden al decennialang op koersen.

Als niet het eigen gelijk, maar het belang van de ander zou kunnen worden gediend, dan is de liefde daar. En zal haat verdwijnen. En zal het geweld verstommen, en horen we God fluisteren in de stilte.

Amen

16 oktober 2023
Wouter Slob
Bartholomeuskerk
Titus 1: 5-16 Filippenzen 2: 3-5