Gekleed in innig medeleven
Pastoraat, wat, waarom en waarvandaan?
Zusters en broeders,
Pastoraat, de hoeksteen van kerk en gemeenteleven. Om onderling contact en betrokkenheid gaat het. En daarbij om belangstelling. In tijden van verdriet en vreugde krijgt zo het meeleven gestalte. Het is een taak van de ambtsdragers. Van predikanten en kerkelijk werkers, maar zeker ook van ouderlingen. Als ze er zijn, en als ze er zijn ook van allerlei soorten van pastorale bezoekers. Maar het staat onder druk. Want de aantallen vrijwilligers lopen hard terug, en de bezetting van de ambtsdragers is zeer problematisch. Oók de bezetting van de vrijgestelde (betaalde) krachten. Dat heeft allerlei oorzaken, waar we het vandaag niet allemaal over gaan hebben. Maar één van de kwesties is vast de toenemende individualisering van de samenleving. Onderlinge verbanden tussen mensen staan onder druk, en dan gaat er iets verloren; en het kan natuurlijk als verlies voelen. Maar het is misschien ook een aansporing om het omzien naar elkaar als kracht te zien die we te bieden hebben, en er aandacht voor te hebben of te maken.
Waarom is dat omzien naar elkaar zo belangrijk? In de christelijke traditie is het altijd een belangrijk aspect van het geloof geweest. Misschien was het wel de doorslaggevende factor waarom juist het christendom zo succesvol kon worden in een Romeins Rijk waar het wemelde van de godsdiensten. De Joodse traditie had daarin haar plaats, maar ook de Romeinse en Griekse goden, de Egyptische godsdienst en de meer geheimzinnige oosterse sektes. Ze hadden allemaal hun eigen achtergronden en hun eigen verhalen. En boden daarmee allemaal een manier van denken waarin de kaders van de werkelijkheid, en de kaders van het zelfverstaan, werden gegeven. Maar waarin met name de relatie met de goden werd verzorgd.
‘Energiecentrales,’ zo noemde professor van der Velde de Egyptische tempels. Energiecentrales die nodig waren om de samenleving draaiende te houden. Met de juiste offers werd de gunst van de goden afgesmeekt en zonder dat zou er onheil komen. De priesters volvoerden hun rituele taken, en dat mocht ook gerust wel wat kosten! Oude samenlevingen investeerden enorme bedragen in deze ‘energiecentrales,’ en tuigden de tempels prachtig op.
Maar persoonlijke inzet van de gewone gelovige werd nauwelijks gevraagd. De offerdiensten waren geen samenkomsten waar een religieuze gemeente elkaar ontmoette. Mensen kwamen wel naar de tempel, maar alleen als er iets te offeren viel. Als ze zelf gunsten hadden af te smeken, of als ze bij religieuze festivals de rituelen van de priesters kracht kwamen bij zetten. Persoonlijke vroomheid stond niet bovenaan.
De oude godsdiensten kenmerkten zich vaak door het principe ‘de ut des;’ ik geef opdat jij geeft. Offers hadden het doel om de gunst van de goden te waarborgen; eigenlijk te kopen dus. En als dat handeltje onvoldoende opleverde, dan kon er ook wel eens bij een andere leverancier worden geshopt.
Dat kennen we uit de verhalen uit het Oude Testament. Ook daar zien we veel aandacht voor offers. Maar lijkt de godsdienst ook wel eens op zo’n handeltje: als het volk van Israël zich aan de geboden van God houdt, dan komt er heil. Maar als het de godsdienst veronachtzaamd, of schendt, dan levert God niet meer. En komt er onheil. En dan? Profeten roepen dan op om terug te keren tot de God van de Vaderen. Maar kennelijk werd er dan ook vaak genoeg tot andere goden geofferd. Want misschien leverde dat juist wel meer op?! Trouw aan de God van Israël blijkt het volk heel vaak niet te zijn. Voortdurend gaat het over offerplaatsen en afgodendiensten. En is dàt weer reden om onheil als straf van God te zien. De dreigingen en de invallen van grote vijanden worden zo in verband gebracht met de ontrouw van het volk: het had zich niet aan de regels van God gehouden en zo Zijn wraak over zich afgeroepen.
Wellicht speelt dat óók bij de terechtwijzing die de profeet Nathan bij koning David af komt leveren. Koningen maken deel uit van de relatie met de goden, en als een koning een misstap maakt, riskeert hij de toorn van God. Waar iedereen onder zal lijden. En er was reden waarom dat kon dreigen. Want David had zich zoals we zullen weten vergrepen aan de vrouw van één van zijn trouwste soldaten, en hij had geprobeerd de sporen uit te wissen, door uiteindelijk Uria te laten sneuvelen. Nathan kwam hem terecht wijzen. En David zou tot inkeer komen.
En daarmee was het bezoek van Nathan in zekere zin ook een pastoraal bezoek. Een specifiek pastoraal bezoek, waarbij David werd aangesproken op zijn gedrag. In het kader van de oud-oosterse offerhandel, die ook de Joodse traditie in belangrijke mate was, maar óók wel met een onderliggende vraag: is het goed wat jij hebt gedaan? En dan is geloof niet alleen meer een kwestie van goddelijke energie veilig stellen, maar komt er ook een aspect persoonlijke betekenis om de hoek kijken.
Dát aspect is zeker óók aanwezig in de traditie van het Oude Testament, maar krijgt een centrale rol in het Nieuwe. Want dan krijgt liefde een centrale betekenis. Liefde die gestalte krijgt in de geboorte van Christus. Daar gaat het niet om de Almacht van God die we met offers veilig moeten stellen, daar gaat het juist om de kwetsbaarheid die ons wordt toevertrouwd. God is niet meer zomaar de overmachtige Leverancier van bovennatuurlijke energie, Hij komt in de wereld om zich met ons te verbinden. In zeker zin aan ons uit te leveren. En daarmee wordt de schepping, worden mensen niet alleen ontvangers van het heil, maar partners. ‘Vrienden,’ noemt Jezus ons, en we mogen mede-werkers zijn van het heil. Dat gestalte krijgt als de liefde wordt waargemaakt.
En daarmee brengt het christendom inderdaad iets nieuws in de godsdienstgeschiedenis: ons leven mag iets betekenen in het werk van God. In liefde krijgen we een relatie toevertrouwd, die we ook aan elkaar moeten/mogen waarmaken. Dat deed de vroege kerk. Onderling; in het delen van bezit, het samen eten, samen leven. Maar het omzien naar elkaar, kreeg óók maatschappelijk gestalte als bijvoorbeeld epidemieën uitbraken. Veel Romeinen ontvluchtten angstig de steden als brandhaarden van besmetting en trokken zich terug op het platteland. De christenen bleven juist, om de zieken te verzorgen. Oók als ze daarbij zelf risico liepen. En dat was een flinke factor bij de verspreiding van het christendom. Want het ging niet langer om ‘ieder voor zich’ maar de zorg van de naaste stond centraal. De pastorale inzet was een belangrijke factor bij de verspreiding van het christendom.
De zorg voor de naaste is belangrijk gebleven. De boodschap is dat we betekenis hebben, als we iets voor iemand betekenen. Liefde is bij uitstek een relatie waar wederzijds verantwoordelijkheid wordt genomen, en mensen uit oprechte belangstelling met elkaar meeleven. Dat laatste de ‘oprecht belangstelling’ moet wel de drijfveer blijven. Want de pastorale betrokkenheid kon in de kerkelijke instituten óók wel eens verkalken en verharden. De biecht, een prachtig middel om zorgen, twijfels, vragen, maar ook schuld bespreekbaar te maken, kon soms ook een machtsmiddel worden, en verworden tot koehandel om de genade van God. En ook het protestantse huisbezoek kon ontaarden. Sommigen herinneren zich misschien zich nog het jaarlijkse huisbezoek van dominee en/of ouderling, die systematisch de gemeente afliepen en volgens vast schema overal kwamen. Niet altijd is dat als heilzaam ervaren; soms kon het als controle of terechtwijzing overkomen.
Maar in essentie gaat het om zorg voor elkaar. Bij ziekte, verdriet, rouw. Ook bij vreugde, als er opluchting is, of reden tot dankbaarheid. Het kan ook om terechtwijzing gaan; al komt dat denk ik niet zo heel veel voor. Liefde betekent immers niet dat alles maar voor zoete koek moet worden geslikt. Juist uit betrokkenheid zou het goed kunnen zijn om iemand voorbij zijn schuld te helpen; zoals ook Nathan bij David deed.
Het pastoraat staat in onze tijd onder druk; we hebben met alles drukdrukdruk. Ook als kerk staan we niet los van ontwikkelingen in de samenleving. En die ontwikkeling heeft tot het individualisme geleid. Vast staat dat niet los van een situatie waarin mensen gemakkelijk het gevoel konden hebben steeds gecontroleerd en terechtgewezen te worden. En niemand zal naar díe tijd terugverlangen. Maar als we alleen maar geïsoleerde eilanden worden, die zich door niets en niemand meer willen laten gezeggen, dan worden we allemaal betekenisloos. In dat individualisme vinden we niets, maar verliezen we onszelf.
Het zou zomaar kunnen dat de onvrede die in onze samenleving sluimert, en die in de verkiezingsuitslag naar boven kwam, ook dèze eenzaamheid blootlegt. Als we dan voor isolatie en verdere uitsluiting kiezen, dan verdiepen we het probleem, in plaats van het op te lossen.
Zou dan de pastorale insteek van omkijken naar elkaar niet gewoon een beter alternatief zijn? Het lijkt weleens dat de kerk op haar laatste benen loopt, maar deze boodschap heeft wellicht alle toekomst. En het mooie is: wijzelf kunnen daar deel van zijn. Simpelweg door de christelijke liefde waar te maken. In ons eigen leven, onze eigen buurt, de wijk, de samenleving. En waar we dat doen, zàl de genade van God met ons zijn. Want daar is de Geest van Liefde aan het werk.
Amen
Deel deze preek
2 Samuel 12: 1-12
Hij stuurde de profeet Natan naar David toe om hem het volgende te vertellen: ‘Er woonden eens twee mannen in dezelfde stad, een rijke en een arme. De rijke man had heel veel geiten, schapen en runderen, de arme man had niet meer dan één lammetje kunnen kopen. Hij koesterde het en het groeide bij hem op, samen met zijn kinderen. Het at van zijn brood en dronk uit zijn beker en sliep in zijn schoot; hij had het lief als een dochter. Op zekere dag kreeg de rijke man een gast op bezoek. Hij kon het niet over zijn hart verkrijgen om de reiziger een van zijn eigen geiten, schapen of runderen voor te zetten. Daarom nam hij het lammetje van de arme man en zette dat zijn gast voor.’ David ontstak in hevige woede over de rijke man en zei tegen Natan: ‘Zo waar de HEER leeft, de man die zoiets doet verdient de dood. Viervoudig moet hij het lam vergoeden, omdat hij zich zo harteloos heeft gedragen.’ Toen zei Natan: ‘Die man, dat bent u! Dit zegt de HEER, de God van Israël: Ik was het die je zalfde tot koning van Israël, Ik was het die je redde uit de greep van Saul. Have en goed van je heer, en de vrouwen van je heer erbij, heb Ik jou in de schoot geworpen; de heerschappij over Israël en Juda heb Ik aan jou overgedragen. Als dat je te weinig is, zal Ik er nog het een en ander aan toevoegen. Waarom heb je dan mijn geboden veracht door iets te doen dat slecht is in mijn ogen? De Hethiet Uria is door jouw toedoen gedood. Je hebt hem zijn vrouw afgenomen en hem in de strijd tegen de Ammonieten laten vermoorden. Welnu, voortaan zullen moord en doodslag in je koningshuis om zich heen grijpen, omdat je Mij hebt geminacht en de vrouw van Uria tot vrouw hebt genomen. Dit zegt de HEER: Je eigen familie zal een bron van ellende voor je worden. Je zult moeten aanzien dat Ik je vrouwen aan een ander geef, aan iemand van je eigen familie. Die zal met je vrouwen slapen op klaarlichte dag. Jij hebt in het diepste geheim gehandeld, maar Ik zal dit laten gebeuren ten overstaan van heel Israël en in het volle daglicht.’