Alle preken

Ja!

Waarom trouwen?

Zusters en broeders,

Ik heb mij in een gesprekje met de kinderen een tijdje geleden laten ontvallen dat onze oudste dochter gaat trouwen. Sindsdien krijg ik geregeld de vraag of dat al is gebeurd. Dat had ik er niet bij gezegd; het is pas 26 mei; dus duurt nog even, hoewel het met rasse schreden nadert. Maar kennelijk spreekt het ergens tot de verbeelding: twee mensen die gaan trouwen. Reden voor een feest, reden voor vreugde, en ook gedeelde vreugde.

Het speelt breder; onlangs kreeg ik de vraag eens over het huwelijk te preken. Hoe kijkt de Bijbel daar tegen aan? En zou het nodig zijn? Nog niet zo lang geleden was het huwelijk eigenlijk vanzelfsprekend. Samenwonen (‘hokken’) was sowieso uit den boze, en alleen-blijven was iets wat je kon overkomen, maar waar weinigen voor kozen. Nou ja, als je het klooster in ging of priester werd, dan was de ongetrouwde staat een deugd, maar anders werd er dikwijls met een zeker medelijden naar gekeken. Getrouwd zijn was de norm. Trouwen werd vroeger méér en jonger gedaan. Het bood zekerheid en zorgde voor een juridisch vangnet. Het burgerlijk huwelijk is dan ook primair een contract. Sinds 1989 kunnen stellen zich ook officieel laten registreren en dat biedt dezelfde bescherming als het huwelijk. Waarom zou je dan trouwen, als het ook zó geregeld kan worden?

De cijfers zelf zeggen niet zoveel, interessanter zijn de gedachten erachter. Het gaat om samenlevingsvormen; intieme samenlevingsvormen, die ons allemaal raken. Het gaat om juridische kwesties, om erfrecht, om wie er gezag waarover (mogelijk: kinderen) heeft. Het gaat ook om intimiteit; bij wie ben je veilig, of ontbreekt dat juist. En daarbij komt ook seksualiteit om de hoek kijken. Ooit was dat een doorslaggevende, zij het vaak stilzwijgende, factor van het huwelijk. Met de toestemming van Paulus: ‘het is beter te huwen dan te branden’ (1 Korintiërs 7). Seks vóór het huwelijk was een groot taboe, en als het ‘vlees ook weleens wat wilde,’ dan moest er maar getrouwd worden. Dat was eeuwenlang overigens niet alleen maar ouderwetse kletskoek; want buiten het huwelijk kon met name de ongetrouwde jonge moeder sociaal vogelvrij worden. De verwekkende vader liep daarbij aanzienlijk minder risico. De deugdzaamheid van met name meisjes was daarom een serieus probleem. Voor ouders niet zomaar een punt van aandacht, maar niet zelden van fixatie.

Daar heeft de uitvinding van de pil en andere anticonceptiemiddelen goeddeels een eind aan gemaakt. Het bood seksuele vrijheid, wat voor meisjes een nog groter verschil betekende dan voor jongens. De veranderingen voltrokken zich razendsnel. De sterke link tussen huwelijk en seksualiteit; tussen huwelijk en voortplanting verdween. Seks mocht niet alleen leuk worden, maar hoefde al snel ook niet meer heteroseksueel te zijn. Een enorme, en óók razendsnelle verandering. Voor opgroeiende jongeren kan homoseksualiteit nog steeds een kwestie zijn. Maar een sociaal taboe is het nauwelijks meer; dat huwelijk maakt bijvoorbeeld geen verschil meer.

Het denken over het huwelijk verschuift en veranderd. Maatschappelijk en ook kerkelijk. In het kielzog van de seksuele revolutie ging de kerk, soms wat aarzelend en terughoudend, méé met de maatschappelijke trend. De strakke huwelijksmoraal van ooit, werd ook in de kerk uiteindelijk als benepen ervaren. De kerk trok zich eigenlijk wat terug uit het debat. Relaties werden primair een zaak van de partners onderling, en de kerkelijke huwelijksmoraal kwam daarmee dichtbij de maatschappelijk liberale praktijk te staan. Ook in kerkelijke kring werd samenwonen snel een geaccepteerde praktijk, werd homoseksualiteit snel een geaccepteerde optie, en is alleen-gaan geen smet meer. De kerk gluurt liever niet meer tussen de lakens. Maar wat betekent dat dan? Dat alles dan maar moet zijn toegestaan? Natuurlijk, iedereen moet welkom kunnen zijn in de kerk, maar moet iedere denkbare seksuele uitwas dan ook maar met gejuich worden ontvangen?

Er gaan stemmen op, om de Bijbelse opvatting van het huwelijk weer méér te gaan benadrukken. Maar dat klinkt beslist fermer dan de Bijbel zelf zegt. Want ook in de bijbel is de opvatting van het huwelijk geenszins eenduidig. In het Oude Testament is bijvoorbeeld polygamie (meerwijverij) een doodnormale praktijk. Op Isaak na, hadden de aartsvaders allemaal meerdere vrouwen, meerdere bij-vrouwen. Sommigen daarvan werden door de echtgenotes expliciet naar voren geschoven om als draagmoeder te fungeren. Het zijn relatievormen die de behoudende vleugels in de theologie vast niet op het oog hebben als ze over het ‘bijbels huwelijk’ denken te kunnen spreken, maar die wel degelijk bijbels zijn.

Anders dan je zou kunnen denken, zegt de Bijbel niet zo heel veel over het huwelijk. Het speelt in allerlei situaties natuurlijk een rol, maar een strak voorschrift van wat wel en niet mag of moet, is ook in de Bijbel aan veranderingen onderhevig. De oud-oosterse praktijk van polygamie, maar ook zoiets als de bruidsschat, of de verplichting om nageslacht voor een overleden broer te verwekken, veranderen, verschuiven en verdwijnen.

In het Nieuwe Testament zie je andere gedachtes opduiken. ‘Het is beter te huwen dan te branden’, zegt Paulus; het huwelijk màg. Toch heeft hij eigenlijk een voorkeur voor de ongehuwde staat. Maar hij zegt erbij dat dat zijn persoonlijke opvatting is, en niet een gebod van God. Voor het allervroegste christendom was het huwelijk niet zo nodig, omdat binnen zeer afzienbare tijd het koninkrijk van God zou aanbreken. Het huwelijk was een beetje een motie van wantrouwen tegen deze verwachting. Want in het huwelijk trof je voorzieningen voor nageslacht die jou in je oude dag zouden kunnen verzorgen. In de wederkomst zou dat niet nodig zijn. We zouden dan bovendien in God zijn verenigd en daarom zouden er geen speciale relaties meer nodig zijn; het huwelijk zou overbodig zijn. Zo horen we ook Jezus zeggen: ‘Bij de opstanding trouwen de mensen niet en worden ze niet uitgehuwelijkt, ze zijn dan als engelen in de hemel.’ Die uitspraak staat echter niet in een beschouwing over het huwelijk op zichzelf, maar heeft te maken met een strijdgesprek tussen Sadduceeën en Farizeeën en gaat eigenlijk over de vraag of er een hiernamaals is. In dat verband legt Jezus juist de nadruk op het concrete leven, en omzeilt Hij opvallend genoeg uitspraken over het hiernamaals. God is een God van levenden, niet van doden. En als we dat concrete leven moeten leven, dan is het ook de vraag hoe we dat moeten doen. De huwelijksmoraal komt dan zeker weer om de hoek kijken, want dat gaat voor een belangrijk deel over hoe we de samenleving inrichten.

Is het huwelijk dan nodig? Je kunt de zaken toch ook met een contract regelen? Juridisch is er geen verschil. Het verschil is emotioneel, en is ook breder-relationeel. Een samenlevingscontract is een overeenkomst tussen twee mensen. Maar anderen zijn er niet bij betrokken. Dat is bij een huwelijk anders: dat wordt gevierd in een kring mensen. Familie, vrienden, geliefden zijn getuigen en maken deel uit van de plechtigheid. Het is niet alleen een contract tussen de partners, ook de wijdere kring van geliefden en vrienden wordt er bij betrokken. Misschien is dat wel een reden waarom trouwerijen minder vaak voorkomen dan vroeger. Want zitten we wel te wachten op allerlei aandacht van anderen? Zo’n feest kost geld, wordt dan al snel gezegd, maar mogelijk speelt ook mee dat de aandacht van al die anderen niet zomaar gewenst, of zelfs goed is? Wie naar sommige TV-programma’s kijkt, kan weleens de indruk krijgen dat huwelijken zomaar misbruikt kunnen worden om anderen de ogen mee uit te steken. Het kan niet òp aan groots- en geweldigheid. Dááraan mee doen, kan inderdaad een prijzig grapje zijn; of op weerstand stuiten. Want wordt dan de liefde gevierd, of is de afgunst gediend?

Ongewenste aandacht kan zich ook op andere wijze aandienen: bij een huwelijk loop je altijd het risico dat één van de gasten het woord vraagt. En in een toespraak, of stukje (!), allerlei ‘herinneringen’ ophaalt van de vroegere levenswandel van het bruidspaar; -en misschien zit niet iedereen daar zomaar op te wachten… Want het kan je confronteren met missers of fouten van vroeger. En willen we niet allemaal het perfecte plaatje ophouden? Wie zijn relatie niet publiek viert, loopt dit risico niet.

Maar zou het niet ook bevrijdend zijn, om al dat soort dingen wèl plek te geven. Wie altijd het perfecte plaatje op wil houden, kan de missers en fouten van vroeger nooit achter zich laten. Een publiek huwelijk is ook een manier om een nieuwe weg in te slaan, om dat te vieren en te markeren. En om je daarin nadrukkelijk uit te spreken en te verbinden aan je partner. Dat is wat je beloofd, en dat wordt in ieder huwelijk aan elkaar gezegd. Dat heeft een juridisch aspect, wat vorm krijgt in het burgerlijk huwelijk. Maar we kennen ook de kerkelijke bevestiging. En daar liggen de accenten nog wat anders dan bij het juridische contract. Daar worden niet alleen familie en vrienden uitgenodigd om getuige te zijn, maar ook God. Dat kleurt de aard van het huwelijk. Want in het kerkelijk huwelijk gaat het niet om een contract tussen losse individuen; het gaat om het opnemen van verantwoordelijkheid voor elkaar. In liefde hebben we niet onze eigen behoeftes op het oog, maar dienen die van de ander wederzijds. Waar we dat doen, leven we uit de liefde, en leven we van de zegen van God.

In de praktijk is dat gelukkig vast niet het alleenrecht van een kerkelijk huwelijk, en kerkelijk gesloten huwelijken maken het ook niet allemaal aan elkaar waar. In de praktijk kun je óók zo voor elkaar zorgen, zonder dat je een formeel huwelijk bent aangegaan. Maar in een huwelijk spreek je je nadrukkelijk uit, en vier je dat met elkaar, met familie en vrienden. En met God, wordt het nog feestelijker.

Amen

7 april 2024
Wouter Slob
Maranathakerk
Genesis 30: 1-13 Mattheus 22: 23-33