Alle preken

preek 5 mei

Gemeente van Jezus Christus,

De tekst uit Johannes die we hebben gelezen maakt deel uit van een gedeelte van zijn evangelie dat zich nog voor Pasen afspeelt: Jezus’ lange afscheidsrede tot de leerlingen die hij tot hen spreekt tijdens hun laatste maaltijd. Het naderende afscheid is de ondertoon onder de woorden die Jezus spreekt. Aan het begin van de maaltijd heeft hij de voeten van de leerlingen gewassen: Jezus maakte dit gebruikelijke ritueel rond een Joodse maaltijd tot een teken van onderlinge verbondenheid en dienstbaarheid die zij elkaar moeten bewijzen: “Als ik jullie Heer en meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen”. Verbondenheid, gemeenschap, liefde zijn thema’s die steeds terugkomen in de afscheidsrede van Jezus waarmee hij de leerlingen voorbereidt op een andere tijd, een tijd waarin zij er alleen voor zullen staan, zonder zijn directe aanwezigheid. Het leven dat de leerlingen zullen leiden na Jezus’ verheerlijking door zijn kruisiging, opstanding en hemelvaart.

Een maaltijd in de antieke Grieks-Romeinse wereld, ook in het Joodse deel ervan, had een speciale functie. Een maaltijd moest gemeenschap en eenheid stichten, een beeld geven van een ideale samenleving. En dat was onder christenen net zo. Aan de maaltijd heerste even een ideale wereld, de tafel staat symbool voor het toekomstige koninkrijk van God dat met Jezus komst is begonnen. Aan de maaltijd geeft Jezus een beeld van die Messiaanse samenleving.

De geloofsgemeenschap waarvoor Johannes zijn evangelie schreef zit er als het ware stiekem bij in de zaal waar Jezus met zijn leerlingen de maaltijd houdt en met hen spreekt. Jezus’ woorden worden via Johannes ook tot hen gericht. Het evangelie is opgetekend rond 100 na Christus na de verwoesting van de tempel en Jeruzalem door de Romeinen en de inlijving van Palestina in het Romeinse Rijk. Christenen in die tijd hadden het niet makkelijk, de Romeinen waren wrede heersers die de christenen vervolgden. Zij aanbaden de keizer niet als een god en brachten zo de veiligheid en voorspoed van het grote Romeinse rijk in gevaar.

Maar ook binnen de joodse gemeenschap hadden de eerste christenen het moeilijk: : een machtige synagoge accepteert het bestaan niet van joden die in de gekomen Messias geloven. De gemeenteleden zijn bang voor wat hun vanuit de synagoge kan overkomen – in het ergste geval: geëxcommuniceerd worden. Als minderheidsgroep moeten ze maar zien hoe het hoofd boven water te houden. Ze horen en lezen Jezus’ afscheidsrede tot de leerlingen als ook tot hen gericht. Ze willen niets liever dan Jezus horen, opnieuw, nieuw horen: voor hén toepasbaar. Ook dreigden sommige gemeenteleden hun geloof te verliezen in Jezus als Messias omdat die niet overeen kwam met hun verwachtingen. Zo zou de eenheid verloren te gaan.

Het doel van het evangelie van Johannes was de lezer er toe te brengen te geloven en te belijden dat Jezus de Zoon van God is, de Messias door God gezonden uit liefde voor de wereld om blijvend leven te geven aan allen die in Hem geloven.

Zo is Jezus’ afscheidsrede mede gekleurd door de situatie waarin zijn volgelingen zich generaties later bevinden. De toespraak van Jezus wil troosten en bemoedigen, zijn leerlingen en volgelingen een hart onder de riem steken.

Jezus verzekert zijn leerlingen dat hij met hen verbonden blijft. Het voorgaande gedeelte spreekt daarvan in de allegorie over de wijnstok en de ranken. “Ik ben de ware wijnstok” zegt Jezus. Een rank kan alleen vrucht dragen als ze aan de wijnstok blijft. Elke rank zou vrucht moeten dragen. Het snoeien van de wijnbouwer is gericht op zoveel mogelijk vruchten voortbrengen. Wie naar Jezus luistert, is al gesnoeid en rein. Hoe meer men met Jezus verbonden blijft hoe meer vrucht men draagt. Maar als men zich van Jezus afkeert, dan wordt de rank verwijderd. Het is de verbinding tot de stam dat de ranken samen met die stam de wijnstok, Gods volk, vormen. God snoeit door Jezus’ woorden de gelovigen om meer vrucht te dragen. Dit bereiken ze door verbonden te blijven met Jezus en door te doen wat hij zegt. De onderlinge liefde is de toetssteen. Dat werkt Johannes uit in de verzen die we hebben gelezen.

Jezus verbindt de liefde van de Vader voor hem direct met de liefde van hemzelf voor de zijnen, voor zijn leerlingen/volgelingen. In die liefde moeten ze blijven, moeten ze leven. Dat doen ze als ze zich aan zijn geboden houden. Het werkwoord dat hier met liefhebben wordt vertaald kan ook ‘solidair zijn’ betekenen en het woord ‘gebod’ dat wordt gebruikt als vertaling van het Hebreeuwse woord ‘berit’ betekent ‘verbond’. Jezus’ gebod van de liefde of solidariteit moet gezien worden als een oproep met hem verbonden te blijven, als een rank aan de wijnstok, en zo te leven volgens het verbond met God, op die manier vrucht te dragen. Jezus heeft zichzelf aan het verbond, aan de geboden van zijn Vader gehouden door zijn liefde en solidariteit. Zo is de liefde waartoe Jezus oproept een aanmoediging om zijn weg te gaan. Het gaat hier niet om een voorwaarde die ligt in het woordje als, ‘als je je aan mijn geboden houdt’ het als is meer een ‘wanneer’. Het gaat over een manier van leven die niet anders kan dan zo. Niet de letter van de wet maar de wet van de liefde bepaalt het leven als een conditie waaronder je humaan en in solidariteit met elkaar kunt leven. Een leven met ‘Messiaskwaliteit’ zoals ik ergens heb gelezen.

Dat is een oproep aan de leerlingen, een oproep aan de gemeenten waarvoor Johannes schreef en dat is een oproep aan ons om verbonden te blijven aan de ware wijnstok en zo vrucht te dragen in de gemeente en in de maatschappij. Een samenleving die niet solidair is gaat ten onder. Je moet in liefde blijven, het wapen van de liefde inzetten voor zo’n samenleving met Messiaskwaliteit. De geboden in de boeken van Mozes zijn daarop gericht: ze zijn de bepalingen van het verbond dat God met zijn volk heeft gesloten; wie ze niet doet is overgeleverd aan chaos waarover de profeet Jesaja spreekt. Je aan geboden houden, daarmee hebben we soms moeite, het strookt niet met de opvatting van vrijheid die in onze tijd gangbaar is; vrijheid: jezelf zijn, jezelf ontplooien en daarbij moet een ander je niet voor de voeten lopen en is een gebod of regel een belemmering. Maar de Bijbelse vrijheid is de vrijheid de ons de ruimte geeft ons leven in te zetten voor solidariteit en rechtvaardigheid.

En dat betekent niet je terugtrekken in je eigen kring maar opstaan tegen onrecht, armoede, individualisme dat zich uit in een toenemend aantal mensen dat zich onttrekt aan de maatschappij en de overheid. Het gaat niet om gehoor geven aan

slogans als “haal uit het leven wat je kunt”. John F. Kennedy sprak als presidentskandidaat de woorden: “vraag niet wat jouw land kan doen voor jou, vraag wat jij kan doen voor je land” Als variatie op land zou je kunnen zeggen ‘ander’: “Vraag niet wat een ander kan doen voor jou maar wat jij kan doen voor een ander?” Geen liefde die alleen gericht is op jezelf maar liefde die van zichzelf af denkt, naar de ander naar de gemeenschap, de samenleving.

Deze solidariteit, deze liefde levert vreugde op. Vreugde omdat het verbonden zijn met God betekent leven uit het verbond dat God met zijn volk heeft gesloten. De God van Israël mag zich dan verborgen houden zoals de profeet zegt maar Hij heeft niet in het verborgene gesproken. Hij heeft de aarde gevormd niet als chaos maar als een land waarop mensen kunnen wonen en waarop gerechtigheid heerst. Daarop zijn zijn geboden gericht. Jezus noemt dan de liefde het grootste gebod, de vervulling van de wet. Zoals hij hen heeft liefgehad moeten zijn leerlingen, zijn gemeente elkaar liefhebben. Dan wordt de wereld een wereld die beantwoordt aan het scheppingsideaal: een wereld, niet van chaos maar van vrede en gerechtigheid.

Vreugde zal dan de ware gemeente van Christus kenmerken. Johannes laat Jezus op het leven van de gemeenschap na zijn verheerlijking vooruitkijken in termen van een bepaalde omgang met elkaar: het gebod elkaar lief te hebben met dezelfde liefde die Jezus hun heeft betoond in het symbool van de voetwassing: een dienende liefde. Hij verbindt dit met het begrip van vriendschap en de zelfgave voor vrienden die hij beschrijft als de hoogste vorm van liefde.

De relatie van Jezus tot zijn leerlingen verandert van die van meester – slaaf, woorden die Jezus eerder heeft gebruikt tot die van vrienden. Jezus noemt hen vrienden. “Jullie heb ik vrienden genoemd”. In de Grieks-Romeinse tijd waarin Jezus leefde was er een strikte scheiding tussen slaven en heren. Slaven zijn er voor hun heer en hebben niets te maken met wat de heer doet. Een slaaf werd beschouwd als een bed of een kledingstuk: een nuttig voorwerp om te bezitten. Zo wil Jezus het niet, hij wil geen meester zijn die zijn volgelingen als slaven, als instrument of gebruiksvoorwerp bezit of gebruikt, waarbij het hun niet aangaat wat hij doet. Nee, hij noemt hen vrienden omdat hij alles wat hij van de vader heeft gehoord aan hen bekend heeft gemaakt, hij heeft hun deelgenoot gemaakt aan de goddelijke openbaring en daardoor kunnen zij bevrijd leven, als vrienden, als gelijken die meedoen aan de tafel, aan een beraad over wat een goede gemeenschap, een door God geïnspireerde samenleving moet zijn. Gewone vissers uit Galilea die de roepstem aan de zee hebben gehoord en aan die roepstem gehoor hebben gegeven. Gekozen om vrucht te dragen, de liefde waar te maken die God voor de wereld heeft betoond door het zenden van Zoon opdat een ieder die in hem gelooft behouden zal worden. Abraham werd vriend van God genoemd, God sloot met hem een verbond. Jezus kwam om dat verbond te herstellen en uit te breiden naar de wereld. Jezus heeft iets voor ons gedaan waar wij niets aan konden bijdragen, zijn leven gegeven, en in zijn inzet voor de redding van de wereld maakt hij ons tot zijn vrienden, schakelt hij ons in.

“Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden”. In dit weekend denken we aan de Tweede Wereldoorlog. We herdenken allen die hun leven hebben gegeven voor hun vrienden, de Geallieerden die ons met inzet van hun leven hebben bevrijd tussen september 1944 en mei 1945. In Nederland kwamen ongeveer 13.000

geallieerden om het leven. Maar ook denken we aan alle verzetsstrijders die zich hebben ingezet voor de vrijheid en van wie velen liever de dood stierven dan hun vrienden uit het verzet te verraden. Aan hen die met gevaar voor eigen leven onderdak boden aan onderduikers en joden. Zij bleven verbonden met de ware wijnstok, weigerden slaven te worden van het naziregime. Hun inzet was gericht op vrede, vrijheid en gerechtigdheid. De herdenking kunnen we ook zien als een opdracht om die kostbare vrede te behouden, in relaties, in de samenleving en in de wereld zeker in deze tijd van onvrede en oorlog.

Zo draagt Jezus zijn leerlingen, de christengemeenten en ons op lief hebben, in de liefde te blijven, aan onderling dienstbetoon trouw te blijven. Zo bewaren we de eenheid in de christelijke gemeente. Zo zoeken we niet de chaos maar de rechtvaardigheid in de wereld zoals in Jesaja staat.

Tenslotte nog dit: het is vandaag de zesde zondag na Pasen, de laatste voor Hemelvaartsdag. Deze zondag wordt genoemd zondag Rogate: bidt.

Willem Barnard schreef ooit: ‘Na Pasen gaat het van jubelen, Jubilate, via zingen, Cantate, naar bidden, Rogate.’ Zo is het en niet andersom: van expressie naar impressie, van de uitbundige jubel om zijn daden naar het ingekeerde gebed om Gods nabijheid… juist wanneer afscheid nadert.

Wat je de Vader vraagt in mijn naam? …… dat wij verbonden blijven met de ware wijnstok, dat we in zijn liefde blijven om vrucht te dragen, dat onze wil gericht is op een liefde die zichzelf geeft.

De grote Nederlandse 19e-eeuwse kerkvader Johannes Hermanus Gunning zei: ‘God regeert de wereld mede door het gebed van zijn kinderen’

God betrekt ons, mensen, maakt ons tot vrienden om co- schepper te zijn, om mee te werken aan een wereld zoals Hij heeft bedoeld, een rijk van vrede en gerechtigheid.

Laat ons bidden daarop zijn gericht.

Amen

5 mei 2024
Hettie Oudelaar
Maranathakerk

Jesaja 45: 15-1

Johannes 15: 9-17