Alle preken

Wie hoort erbij?

Zusters en broeders,

Als Paulus met Barnabas op reis gaat, dan gaan ze als goede joden op sabbath naar de synagoge. Als volwaardige geloofs- en volksgenoten mogen ze de aanwezigen toespreken. Vanwege de lengte is het in de lezing vandaag ingekort; hij geeft een overzicht van de geschiedenis van het joodse volk. Vanuit de uittocht uit Egypte, via koning David en de profeten naar Jezus. In die geschiedenis bewegen dingen, veranderen dingen, voltooien en vervullen er ook dingen. En de komst van Jezus Messias is daarin voor Paulus cruciaal. Met Jezus is het Koninkrijk van God begonnen. Niet als een staatkundige realiteit met grenzen, een ambtelijk apparaat, ministers, regeringsverklaringen, paspoorten, etc. Maar als een geestelijke realiteit waar we deel van mogen zijn wanneer we ons door de Geest van liefde laten leiden. ‘Christus Koning’: niet omdat Hij bij Prinsjesdag met ons staatshoofd zou willen wedijveren wie de troonrede mocht uitspreken, maar omdat Hij de bedoelingen van God belichaamd, en met dat gezag heerst.

God’s Heerschappij krijgt vorm waar de liefde leidend is. Niet het zelfzuchtige eigen belang wordt dan gediend, maar het belang van de ander. De geschiedenis zal zich steeds verder ontvouwen volgens de liefde van Christus. Met de belofte van Christus kijkt Paulus de toekomst in.

Maar lang niet alle joden lieten zich op die manier door Paulus aanspreken. Want een belofte op de toekomst betekent ook verandering; en moet je niet willen vasthouden aan je eigen identiteit; door de vaste gebruiken, regels en geboden serieus te nemen? Die centrale rol van Jezus, zouden andere Joden zeker niet herkennen. Alleen al het feit dat Jezus gekruisigd was, was voor veel Joden een onoverkomelijk probleem. En Zijn gesoebat met de regels en geboden, was óók ondermijning! Aanvankelijk was deze discussie een intern-joodse kwestie. Verreweg de meest volgelingen van Jezus waren in die vroegste tijd zelf joods. Het gaat niet over racisme maar om twee verschillende denkrichtingen binnen het jodendom, die uiteindelijk uit elkaar zullen gaan lopen. Twee denkrichtingen die te maken hebben met de vraag ‘wie hoort erbij?’. Twee denkrichtingen die ook binnen de kringen van leerlingen van Jezus tot spanningen zou leiden. Welke rol speelde de joodse achtergrond bij het geloof in Jezus?

Voor Paulus ging het meer om toekomst dan om achtergrond, en eigenlijk volgt hij daarbij de lijn van de profeten. Iedereen die Jezus als de Christus erkent, mag erbij horen en kan toetreden tot de kring van volgelingen. En dat kunnen óók belangstellende buitenlanders zijn. Voor zijn tegenstanders was de achtergrond beslissend en ging het om afstamming, en het bewaren van de erfenis van de Vaderen. Ook niet-Joden mochten er eventueel wel bij, maar alléén als ze eerst Jood werd, om zich dan verder te ‘specialiseren in Jezus’, om het zo eens te zeggen. Maar moesten hun eigen culturele identiteit dan opgeven. En dat was voor Paulus niet nodig. Want Christus maakt vrij. Wie dat gelooft en belijdt mag er als zichzelf bij horen. Zo breekt het Koninkrijk van God baan: de liefde van God bepaalt dat lidmaatschap, niet de zelf-definiëring van ons mensen.

Bij iedere groep, speelt de vraag naar identiteit: wie hoort erbij en wie niet? Altijd gaat het om onze manieren, en die van anderen. Een breekpunt tussen joden- en christendom destijds, maar ook in eigen tijd een belangrijke vraag. ‘Wie mag erbij horen?’, is een vraag die hoog op kan lopen en die ook in onze context allerlei maatschappelijk en politieke spanningen op kan roepen. Het gaat om buitenlanders die ons land binnen komen, en die soms na jaren verblijf nog steeds de taal niet kennen. Het gaat om mensen die zich willen onttrekken aan maatschappelijke verbanden, en die vinden dat ze de regels van de rechtsstaat eenzijdig op kunnen zeggen. Het gaat om activisten die de culturele identiteit van Nederland aantasten, omdat ze Zwarte Piet racistisch vinden. Het gaat om mensen die buiten de gangbare biologische kaders vallen, omdat ze mogelijk hun geslachtelijke identiteit willen aanpassen. (Hoorde ik iemand al zuchten?) Alleen al het benoemen van deze kwestie kan sterke reacties oproepen. Want wie aan identiteit komt, komt aan onszelf en aan ons zelf-verstaan. En dan kunnen wij zelf ter discussie komen te staan. In eigen land! Nog wel!

Is dit niet de achtergrond van veel onvrede in de wereld? Het speelt een belangrijke rol in de oorlog in Oekraïne; het speelt een centrale rol bij de polarisatie in de VS. Het speelt een cruciale rol in de Nederlandse politieke verhoudingen. Want partijen die opkomen voor onze eigen identiteit hebben gewonnen. En voegen de daad bij het woord om het vreemde te weren en uit te zetten. Het burgerschap van Nederland is niet zomaar toegankelijk voor iedereen, je moet ‘ons’ willen worden. Je moet weten wat hagelslag is, en liefst Zwarte Piet willen spelen. Geregeld wordt daarbij het geloof aangehaald; want het gaat om het verdedigen van de Joods-Christelijke traditie!

Als het geloof er bij wordt gehaald; dan graag niet alleen als vromige dekmantel. Als de Joods-Christelijke erbij wordt gehaald, dan graag omdat we het burgerschap van het Koninkrijk van God serieus nemen. Dan gaat het niet om het uitsluiten of buitensluiten van vreemden, want dan gaat het juist om het waarmaken van de liefde van God. En dat wordt niet bepaald door het lusten van hagelslag of het vieren van Zwarte Piet; door regels, gebruiken en geboden te vereisen. Maar wordt bepaald door de liefde van Christus, die ons tot respect en aanvaarding oproept. Die daarmee het tegenovergestelde van uitsluiting is.

Maar die óók respect en aanvaarding vraagt. En durft te vragen. En dat is denkelijk wel eens wat te weinig het geval geweest. Veel ‘echte’ Nederlanders voelen zich overspoeld door invloeden van buitenaf, omdat hun eigen positie aan de kant lijkt te worden geschoven. De voorrangsbehandeling van vluchtelingen op de woningmarkt is onverteerbaar omdat ‘wij-zelf’ geen woning kunnen krijgen. En buitenlanders krijgen ‘zomaar fietsen, kleding, en wasmachines’, terwijl ‘wij’ daar krom voor moeten liggen. Zij krijgen wel, wat wij niet kunnen krijgen; kennelijk hebben zij rechten, die wij niet hebben. En voelt dat onrechtvaardig (; ook al zou vermoedelijk zou geen enkele ‘echte’ Nederlanders desondanks met deze vluchtelingen willen ruilen).

Met iets meer afstand kunnen we wellicht toch een weeffout in het systeem zien. Want het systeem drijft op het denken in ‘rechten,’ waarbij ‘plichten’ niet dezelfde aandacht krijgen. Plichten om iets te betekenen in Nederland. En dan niet de verplichting om hagelslag te lusten en van Zwarte Piet te weten; niet de verplichting om de eigen culturele identiteit te verruilen voor die ‘van ons’. Maar de verplichting om vanuit de eigen identiteit bij te dragen aan de welstand van Nederland. Om met de eigen kwaliteiten mee te willen doen, en bij te willen dragen. Als de Heerschappij van God om het waarmaken van liefde gaat, dan is het niet alleen ‘geven’, maar ook ‘durven vragen’.

Durven vragen dat mensen de taal leren spreken. Dat ze respect hebben voor de verhoudingen tussen de geslachten. Dat ze geen fraude plegen, stelen of liegen. Dingen die ze in eigen land waarschijnlijk ook niet zouden doen, maar waar ze hier misschien toe komen, misschien wel omdat hen geen verantwoordelijkheid voor ons land wordt gegund.

Ook in ons land bestaat er wel degelijk een probleem rond de vraag wie er bij hoort en op welke voorwaarden. Maar zou een politiek van buitensluiten daar een antwoord op zijn? Of zou dat de situatie alleen maar verder verzuren en de problemen groter maken? En zou een politiek van respect en naastenliefde niet gewoon beter zijn. Een politiek waar de burgers van het Koninkrijk van God toe geroepen zijn. En die ons broeders en zusters maakt, met alles wat we met ons mee kunnen dragen, welke achtergrond we ook maar hebben.

Amen

15 september 2024
Wouter Slob
Ontmoetingskerk
Handelingen 13: 13-16 Handelingen 13: 42-52