Alle preken

Een God die er is, is er niet (D. Bonhoeffer)

Oudjaarsavond

Zusters en broeders,

Vanaf de middeleeuwen hebben de nisjes leeggestaan. In 1998 wordt een aantal beelden onthuld, boven de westelijke deur van de Westminster Abbey in London. Beelden van 20e eeuwse martelaren, waaronder Elizabeth, een Duitse prinses die ingetrouwd in de Tsarenfamilie door de Russische revolutie werd vermoord, de bekendere Martin Luther King en bisschop Romero. En ook Dietrich Bonhoeffer; de Duitse theoloog en martelaar: vermoord door de Nazi’s, drie weken vóór het einde van de oorlog.

Vanavond zingen we een lied van Bonhoeffer; misschien wel een belangrijke reden om naar deze avonddienst te komen. Want dit prachtige lied is een lied dat eigenlijk alléén op Oudjaar gezongen kan worden. En dat daarom eigenlijk ook vrijwel alléén door mensen die weleens op oudjaar naar de kerk gaan, is gekend.

Het lied is dáárom ook zo aangrijpend omdat het vanuit zijn dodencel is geschreven. Eén van de laatste berichten aan zijn verloofde Maria van Medemeyer is het, geschreven als ein Weihnachtsgruß für Dich und die Eltern und Geschwister. Een kerstgroet, aan Maria, de ouders en broers en zusters, waarvan er verschillende in de gevangenis zaten of hadden moeten vluchten. Bonhoeffer (Dietrich dus) was voor de oorlog juist weer teruggekomen naar Duitsland, in de volle wetenschap van het dreigende gevaar van het Nationaalsocialisme. Het is bepaald indrukwekkend om zijn geschriften, waaronder preken, van vóór de oorlog te lezen, en te zien hoe hij het gevaar van de NAZI’s zag, durfde te zien, en er vervolgens stem aan kon geven.

Onder de dekmantel van een functie bij de contraspionagedienst, raakte hij tijdens de oorlog, net als andere familieleden, betrokken bij aanslagen tegen Hitler en hulp aan Joden. Hij zou er voor worden opgepakt, en uiteindelijk op 9 april 1945 worden opgehangen. Hij werd 39 jaar.

Zo komt hij dus in het rijtje martelaren, bij de ingang van de Westminster Abbey. Een soort heilige, op die plek. Ik weet niet wat hij daar zo van zou hebben gedacht. In de protestantse traditie kennen wij de verering van heiligen eigenlijk niet. In de Rooms-Katholieke traditie hebben de heiligen een zodanige overdaad een goede dingen verricht, dat ze direct de hemel in kunnen komen. En op die manier dicht bij de troon van Christus staan. Op die manier zouden ze makkelijk een goed woordje voor je kunnen doen, bij God. Op voorspraak van de heilige kunnen er dan dus wonderen geschieden, en dat is in de Rooms-Katholieke kerk dan ook een voorwaarde om heilig te kunnen worden. Titus Brandsma is zo in 2022 heilig verklaard.

Maar van zo’n heilig-verklaring zou de Lutherse Bonhoeffer niets willen weten. Niet omdat hij niet op eigen roem uit was, want dat zijn heiligen nooit. Maar omdat hij het hele idee van een plekje in de hemel op fluisterafstand van God categorisch zou afwijzen. Wonderen, als bovennatuurlijke onverklaarbare gebeurtenissen, past ook niet in zijn denken. Hoewel hij als groot theoloog wordt beschouwd, en pontificaal op de belangrijkste kerk van Engeland prijkt, wilde hij niet religieus zijn, niet-religieus. Dat vraagt wel om wat uitleg. Want bij Bonhoeffer is niet-religieus niet hetzelfde als niet-gelovig. Integendeel. Juist vanwege zijn christelijke overtuigingen is hij zeer kritisch op het christendom als religieus systeem. Het christendom dat aan elkaar hangt van regels en verplichte opvattingen. Het christendom dat als religie een doordacht verband heeft maar niet over de dagelijkse leven gaat, en zich vooral met het bovennatuurlijke bezig houdt. Maar precies om die reden, destijds, volop steun kon geven aan Hitler en zijn trawanten. De kracht van het bovennatuurlijk kun je immers niet direct zien en moet blijken; in succes. En daarin was het charisma van Hitler toch een geweldig voorbeeld? Het deed de kerken weer volstromen (!), die dankzij de offerbereidheid van de gelovigen ook massaal hersteld konden worden van de schade uit de Eerste Wereldoorlog. De woestijn ging weer bloeien als een roos; halleluja. Móest Hitler niet de door God gezonden verlosser zijn, die het vernederde Duitsland weer deed herrijzen? Het succes van Hitler, kon toch alleen maar een teken zijn van de zegen van God? Zo gáát dat in de religie.

Als dát religie is, dan maar niet, vond Bonhoeffer. En zijn denken, dat aansloot bij de religiekritiek van de 19e eeuw, zou daarin alleen maar radicaler worden. En zou voorzien dat de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog het oude spreken over God onmogelijk zou maken. Ongetwijfeld heeft Bonhoeffer daarin een voorzienende blik gehad, want vanaf de jaren 60 heeft de religieuze taal alleen maar aan zeggingskracht ingeboet, en zijn de kerken leeggelopen. Als religieuze taal naar het bovennatuurlijke moet verwijzen, dan zijn velen afgehaakt. Want zo’n God bestáát toch niet? Bonhoeffer schaart zich aan hun zijde: ‘Ein Gott den es gibt, gibt es nicht’, schrijft hij: een God die er is, is er niet. (Widerstand und Ergebung, DBW 8, S.514f).

Maar dit, laten we zeggen technisch atheïsme, betekent niet ongelovigheid. Integendeel. Bonhoeffer wil juist in het failliet van het ‘oude spreken over God’ tot een nieuw spreken komen; een nieuw spreken van God, wellicht. Een spreken dat de relevantie van het geloof opnieuw Geest inblaast. En dan niet omdat het naar iets anders, iets bovennatuurlijks verwijst, maar omdat het in onze concrete werkelijkheid betekenisvol is. Zijn redenen zijn niet in de eerste plaats van filosofische aard, alsof het om een wijsgerige discussiepunt zou gaan. Zijn redenen hebben alles te maken met het feest waar we eigenlijk nog midden in zitten: het kerstfeest. De geboorte van het kind, dat niet zomaar een verjaardag is, maar de incarnatie van God in de wereld. Ook daar kunnen, en zíjn, moeilijke boeken vol over geschreven, maar de gedachte van Bonhoeffer gaat niet om hoogdravendheid. Het gaat erom dat in Christus, God in de wereld is gekomen, Dat de Schepping Hem ter harte gaat, en dat het geloof in onze werkelijkheid betekenis en gestalte moet krijgen.

Dat kunnen we dus niet uitstellen tot het hiernamaals, ooit (misschien). Maar moet in onze eigen tijd en plaats handen en voeten krijgen. Misschien zelfs wel vuile handen en voeten, want met al zijn pacifistische voorkeuren, raakte Bonhoeffer niettemin betrokken bij een moordaanslag, op Hitler. De navolging gaat niet over iets of ergens anders, maar vereist gehoorzaamheid en trouw in ons eigen leven. Met een ouderwets woord zou je van ‘bevindelijkheid’ kunnen spreken. De religieuze taal zijn gaat niet over dogma’s als beschrijvingen van eeuwige afstandelijke waarheden, maar biedt uitdrukking aan mogelijkheden om betekenis en richting in het leven te krijgen.

Bonhoeffer heeft niet de tijd gehad om alles tot in detail uit te werken, en misschien zou hij op punten ook zijn teruggekomen. Maar zouden wij zijn denken niet op belangrijke punten herkennen? Terwijl de secularisatie het geloof massaal de rug heeft toe gekeerd, heeft de kerk lange tijd geprobeerd om de religieuze waarheid te redden. Wij maken deel van uit van die kerk, en zien de zeggingskracht van het geloof, of hebben dat aan den lijve ervaren. Maar misschien zoeken ook wíj wel naar een nieuwe taal voor het geloof, waar niet de waarheden van de kerk worden gered, maar waarin we de stem van God kunnen verstaan? Een stem die oproept tot barmhartigheid en gerechtigheid. Die ons aanspreekt en aanzegt.

Maar óók een stem die steunt en sterkt, die troost in uitzichtloze dagen en donkere tijden. Die de lof van God kan zingen kan zingen in alle omstandigheden. Juist omdat het niet over een bovennatuurlijk anders of elders gaat, ís God immers in alle omstandigheden.

Dáárvan zingen wij, met Bonhoeffer, die dat in zijn eigen leven voorgedaan en voorgeleefd. En dáárin mag hij zeker een heilige heten: als iemand die de betekenis van het geloof met zijn eigen leven duidelijk heeft gemaakt. En zo inspirerend kan zijn; nieuwe Geest mag geven. Zo’n standbeeld buiten de kerk, nodigt alleen maar uit om naar binnen te komen en ín te stemmen met het wereldwijde loflied.

Amen

1 januari 2025
Wouter Slob
Maranathakerk
Psalm 90 Johannes 14: 15-27