Alle preken

Eigen schuld dikke bult

Is ongeluk en tegenslag aan jezelf te wijten?

Zusters en broeders,

‘Zeker niet’, zegt Jezus, als gesuggereerd wordt dat slachtoffers het aan zichzelf te wijten hebben: offerende Galileeërs, ten prooi gevallen aan de terreur van Pilates; achttien mensen die door een instortende toren zijn bedolven. Vrouwen, die een aanranding door hun kledingkeuze over zichzelf hebben afgeroepen. Oekraïeners die de oorlog tegen Rusland zouden zijn gestart. De voorbeelden zijn niet alleen Bijbels, maar ook gemakkelijk in onze eigen tijd te vinden. Blaming the victim, wordt het wel genoemd: het slachtoffer is de schuld van zijn eigen ongeluk. Jezus gaat er niet in mee, ‘zeker niet!’.

Een hele geruststelling, want zouden wij zo over straf en beloning willen denken: als er iets slechts gebeurd, dan zal het wel je eigen schuld zijn. Wie ziek wordt, heeft niet gezond genoeg geleefd, wie ontslagen wordt, zal wel niet genoeg z’n best hebben gedaan. En andersom: wie het voor de wind gaat, heeft dat dan kennelijk verdiend. Die hoeft tegen niemand dankjewel te zeggen, want de beloning is terecht. Medelijden of mededogen met minder bedeelden hoef je dan niet te hebben, want hun ongeluk is hun eigen schuld. Jezus gaat er niet in mee, ‘zeker niet!’.

Een hele geruststelling, tot je even iets verder leest. Jezus wijst het superieure egoïsme af, waarmee gelukkigen de ongelukkigen afserveren. Maar die ongelukkigen zijn niet zomaar zonder zonde; ze zijn niet zondiger dan de gelukkigen. Het is niet gewoon pech; wie zich niet bekeert, staat hetzelfde lot te wachten. Kennelijk blijft het verband tussen zonde en straf dus toch bestaan. En dat is heel wat minder geruststellend. Want waar blijft de genade dan? En wordt het dan niet toch allemaal verdienste? En dan kun je toch evengoed zeggen, dat de gelukkigen kennelijk toch beter hebben geleefd dan de ongelukkigen. Toch: de klassieke weegschaal waarop de goede en de slechte werken van de ziel bij het laatste oordeel worden gezift; gescheiden. ‘Jij naar de hel en u mag naar de hemel…’

De tekst van vandaag is niet makkelijk. In de aansluitende gelijkenis bepleit de wijngaardenier coulance bij de heer die een tegenvallende vijgenboom wil omhakken: wacht nog een jaartje… Maar is dat genade; of slechts uitstel van de executie?

Bij de Bijbellunch van afgelopen dinsdag kwam het gesprek naar aanleiding van deze tekst onvermijdelijk op het begrip ‘zonde’. Is dat niet een begrip waar we slechte ervaringen mee kunnen hebben? Een gevoel van onmacht en onvermogen, maar niettemin toegerekend. Hopeloos maar schuldig schreef ooit Aleid Schilder. Je kon er niks aan doen, want de mens was in en in zondig, maar schuldig en strafbaar was je evengoed. Om wanhopig, of zeer depressief van te worden. Zou je dat hele zonde-besef maar niet afschaffen? Weg met dit pessimisme! De mens is toch van nature goed?!

De deprimerende achtergrond van bepaalde vormen van theologie is maar al te herkenbaar. Maar of het een goed idee is om de zonde helemaal af te schaffen; dat is nog maar even de vraag. Was die zonde dan bedoelt om mensen klein te houden, psychisch te kleineren of misschien wel te breken, en zo macht uit te oefenen door wie er grip op had? Ongetwijfeld heeft de kerk zich door de eeuwen heen te vaak hieraan schuldig gemaakt. En kon het met machtsmiddelen als de sacramenten, zondevergeving, aflaat, maar ook laatste oordeel, gebed en genadeverkondiging, de mensen bang, klein en gehoorzaam houden. Wie met het eeuwig oordeel kan dreigen heeft een zwaar wapen in handen. Maar het is angst en niet liefde die daaronder zit. En moet dat het motief voor geloof zijn? Dan gaat het toch niet om de liefdevolle God, en gaat het evenmin om tot ontplooiing komen. Dan gaat het om disciplinering, om africhten, om blinde gehoorzaamheid. En zou je je daarin niet eerder verliezen, dan vinden? Deze opvatting van zonde is terecht in de beklaagdenbank gezet en goeddeels gelukkig verlaten.

Maar zouden we het hele zonde-besef dan maar overboord gooien? Pas op met wat je wenst! Want als de zonde wordt afgeschaft, zou dan de perfectie niet om de hoek komen gluren? Als je van nature goed bent, zou je dan niet beter kunnen zijn, best misschien? Als er geen vlek of rimpel van de zonde meer bestaat, dan kan er toch ook niks aan je schorten? Maar dan is alles wat niet perfect is, dus een smet. En dan is de boot pas echt aan. Bij zonde kan het nog mee-vallen, bij het grenzeloze zelfingenomenheid alleen maar: tegen-. Waar ooit, ten gevolge van gereformeerde opvoedingen zonde kon klemmen, slaat nu het narcisme om zich heen. En dat kon weleens nog veel kwalijker zijn.

Het negatieve mensbeeld dat samenhing met de zonde wordt wel smalend gelinkt aan de uitspraak: tot geen enkel goeds in staat en geneigd tot alle kwaad’. Een citaat uit de Heidelbergse Catechismus. Onderverdeeld in drie delen, begint het met de ‘ellende van de mens’; de negativiteit druipt ervan af. Kennelijk kun je dus niets goeds doen, hoe ondermijnend kan het zijn. Het geschrift is zo inderdaad niet zelden uitgelegd. Maar stellig, ook vroeger al, dan verkeerd. Want het geschrift is geen aanklacht, maar wil een vertroosting zijn. Zo klinken de eerste regels, die sommigen van ons vast ook ngo wel kennen: ‘wat is uw enig troost in leven en in sterven’. De opmaat van de ‘ellende’ is niet bedoeld om mensen te kleineren, maar wil aangeven dat we het niet alleen kunnen, maar dan ook niet alleen hoeven te doen. Is de mens ‘geneigd tot alle kwaad en tot geen enkel goeds in staat?’, is niet een boude bewering, maar is een vraag. Waarop het antwoord luidt: ‘Ja, … tenzij door Christus verlost’. We blijven in de Heidelbergse Catechismus gemakkelijk in het eerste deel hangen om het wegens somberheid maar ter zijde te leggen. Maar dan missen we de veel grotere delen van de Verlossing door Christus en de Dankbaarheid, waarin we als mensen wel degelijk, met de liefde van Christus, tot heel wat in staat blijken te zijn.

De Heidelbergse Catechismus is een 17e eeuws geschrift waar in allerlei opzichten heel wat op aan te merken is, en de manier waarop het gebruikt is nog veel meer. Maar de beweging die erin verscholen ligt, is wel degelijk verlossend. God verwacht niet dat we perfect zijn, want Hij aanvaardt ons desondanks in Zijn liefde. Van dááruit mogen wij onze verantwoordelijkheden in de wereld nemen, en tot dankbaarheid komen. Als zonde een te zwaar woord is, probeer dan eens ‘ontoereikendheid’. Maar de gedachte is dezelfde. Wie zich in de liefde van God geborgen weet, krijgt de zin van zijn bestaan geschonken.

Wel degelijk is dat een boodschap van bevrijding. Een boodschap bovendien waar onze tijd van godverlatenheid een enorme behoefte aan heeft. Want wie het bestaan niet geschonken krijgt, moet het zelf verdienen. En krijgt dan nooit rust. Want dan is goed slechts middelmatig en moet het altijd: beter, best. Doodmoe zou je ervan worden.

Maar rust mag je vinden bij Christus. En dat krijgt gestalte in wat we vandaag vieren: het avondmaal. Dat is niet zomaar een ritueeltje dat er af en toe nu eenmaal bij hoort. Het is geen magisch truukje van hocuspocus. Het is ook niet zomaar een toneelstukje dat aan ooit, vroeger herinnert. Het gaat om de uitnodiging van God, aan ons allemaal, hier vanochtend. Het gaat om ons, om jou en u. Want in het avondmaal mogen we bij Christus aan tafel komen. Niet omdat we zulke geweldig geode mensen zijn, maar óók met alles wat er verkeerd is gegaan. In de liefde van Christus zijn we aanvaard, ook al zijn onaanvaardbaar. En door áán te gaan, aanvaarden wij die aanvaarding, en mogen we bedenken dat ons bestaan er in God’s liefde toe doet. En dat dat niet afhankelijk is van onze vlekkeloosheid, ons succes, ons bezit, onze macht of de afgunst die we oproepen.

Zo komen we tot onszelf, in de genade van God. En dáár komt de Dankbaarheid achter aan: wel degelijk de handen uit de mouwen om de opdrachten van God waar te maken. Niet omdat we anders door een toren zouden worden verpletterd, maar om dorre bomen mest te geven, de grond te bewerken, het te bewateren en te getuigen van de liefde van God die leven doet en ruimte biedt. Dat is een zondebesef die niet op angst uit is, maar die in liefde opademt.

Amen

23 maart 2025
Wouter Slob
Bartholomeuskerk
Psalm 103: 1-11 Lucas 13: 1-9