God re-animeert
Vraag: Hoe houden we het diaconale werk ‘in de lucht’?
In deze dienst werd avondmaal gevierd
Zusters en broeders,
De vraag van vanochtend is in feite aan de hele gemeente gericht. En het korte, en pijnlijke, antwoord er op is: niet. We houden het diaconale werk niet ‘in de lucht’. Het is de vraag of we het willen horen. Maar ontlopen doen we het niet. Diaconaal werk vereist diakenen, ambtsdragers. En daar hebben we serieus gebrek aan. Met veel pijn en moeite en kunst en vliegwerk hebben we kort geleden een noodmaatregel getroffen, zodat de uitbetaling van de salarissen van de ingehuurde krachten bestuurlijk tenminste konden worden gedekt. Maar het is pappen en nathouden, en de pleisters die we daarop plakken hebben geen kleefkracht. Dat is een somber beeld. En het zal onvermijdelijk zijn om na te denken over het saneren van de organisatie. Al was het maar omdat de diaconie vijf betaalde krachten in dienst heeft, en we zonder bestuur onze werkgeversverplichtingen niet waar kunnen maken. Alleen al vanwege die verantwoordelijkheid kunnen we de zaak niet op z’n beloop laten. In de kerkenraad is er al veel en vaak gesproken, ook met de gemeente is het gedeeld. En op 6 december zullen we op een speciale gemeente-avond hierover met de classispredikant in gesprek komen: komen om mee te praten en te denken.
Vrolijk worden we hier niet van. En ook dáárom is het zaak om knopen door te hakken. Want als we blijven modderen, dan blijft het somberen. En dat zuigt de energie weg aan de zorgen om de eigen organisatie. En dat komt de blijde boodschap niet ten goede. Als we moeten herorganiseren, dan is dat niet om het werk van de diaconie uit de lucht te halen, maar om het gemeentewerk lucht te geven. De kerk is momenteel geen groeimarkt… We krimpen en moeten de bakens verzetten. Dat is gebeurd; in de predikantsformatie, waar fors in is gesneden. En we zien het allemaal gebeuren; en de bodem is nog niet bereikt. Dan lijkt het geloof toch te verdwijnen en te verdampen, en het is logisch dat je dan toch vast zou willen houden aan iets wat je dierbaar is? Wat succesvol en belangrijk is geweest. Waar je trots op kon zijn en je je voor in hebt gezet. Zouden we dat allemaal niet ‘in de lucht’ willen houden?
Of is dat: omkijken naar de vleespotten in Egypte? Is dat nostalgie? En verliezen we dan de blik op de toekomst? Terwijl dát toch is waar het geloof om gaat: om de belofte van God, en de zeggingskracht van het geloof in onze eigen tijd. Dat gaat niet om vroeger of ooit. Want wie terugkijkt in de Bijbel, verandert, zoals de vrouw van Lot, in een zoutpilaar. Het verleden nemen we met ons mee, en de traditie mag rijke en kostbare bagage zijn. Maar nooit gaat het om simpelweg in stand houden, want we zijn geen monumentenzorg. Steeds gaat het om het leven van en uit de liefde van God. Die overtuiging mag ons voortdrijven en van die overtuiging mogen we leven.
En dat is van belang. Want dan komt er lucht en ruimte. Als we alleen terug zouden kijken, dan lijkt het allemaal af te kalven en minder te worden. Als we alleen maar afbouwen, waarom zouden we het dan nog doen? Zouden we het bijltje er dan maar bij neergooien? Maar dan zou de zeggingskracht van het geloof afhankelijk zijn van het maatschappelijk succes; -een riskante gedachte. Dan zouden we toch niet op God vertrouwen, maar op ons eigen succes en op de maakbaarheid van de organisatie? En juist dan zou er geen reden zijn om in God te geloven. Want dan konden we het zelf wel.
De Bijbel staat vol met verhalen over de trouw van God, juist ook in tijden van nood. Elia die klaagt dat hij de laatste gelovige in Israël is, het uiteenvallen van Israël en de ballingschap. En de kruisiging als misschien wel diepste punt van de geschiedenis; de mensheid die de vleesgeworden God ter dood brengt, en zo definitief het recht in eigen hand denkt te kunnen nemen. Tegen alle verwachtingen in, tegen alle logica in, tegen alles wat wij denken te weten in, overwint Christus de dood. En blaast nieuwe lucht de geschiedenis in. De adem Gods die ons re-animeert.
‘Het wordt allemaal minder, domi,’ hoorde ik geregeld in het Noorden des lands. En ooit was ik daar ook vast van overtuigd. Kerk en geloof leken mij een gelopen race en ten dode opgeschreven. Uit verwondering waarom mensen desondanks gelovig konden zijn ben ik theologie en filosofie gaan studeren. En ben ik tegen mijn stelligste verwachtingen in, er anders over gaan denken. Volop ben ik opnieuw betekenis gaan zien in geloof en kerk.
En kwam er uitzicht. En waar uitzicht komt, komt lucht, de Adem Gods! Zeker zullen bakens moeten worden verzet, zoals in de geschiedenis zo dikwijls is gebeurd. Maar als we aan de hand van God, achter de wolkkolom aan, onze weg vervolgen dan is het geen afscheid, maar een op-weg-zijn. Naar Gods toekomst en belofte.
God is doodverklaard door de moderne tijd, en de kerk sterft méé af. Zo kijkt de wereld er tegen aan, maar is dat niet ook onze angst? En zien we met vrees en beven, hoe het allemaal minder wordt en proberen we dáárom ‘in de lucht te houden’ wat ons dierbaar is? Maar God redt ons, niet andersom! Niet wij re-animeren God, Hij ons. Want Hij heeft de dood overwonnen! De doodverklaring van God is geen weerlegging van het Christendom; hooguit een beproeving en misschien wel een bevestiging. Want onze gestorven God staat na drie dagen weer op! In zorg en nood is dat geen reden voor triomfalisme, maar wel voor hoop! God is van voorbij het graf. Tegen alle verwachtingen in, tegen alle logica in, tegen alles wat wij denken te weten in, blijkt het dieptepunt de opmaat voor het hoogtepunt.
De grote zorgen die we als kerk hebben, hebben allerlei oorzaken. Maar hangen zeker samen met grotere maatschappelijk ontwikkelingen. Onze problemen zijn problemen waar de hele samenleving tegen aan loopt en waar alle organisaties, richtingen en stromingen mee te maken hebben. Het gaat om het uiteenvallen van sociale verbanden, om verlies van autoriteit, verdamping van waarheid. Het gaat om opgeblazen ‘Dikke Ikken’ die zich door niets en niemand meer laten gezeggen. Het gaat om grote veranderingen in de manier waarop we in de wereld staan. Het geloof was het eerste mikpunt, maar de rest van de samenleving ontmoet dezelfde problemen: ouders, politie, rechtspraak, politiek, wetenschap, journalistiek. Het geloof loopt niet achter, maar juist vóór om hierover na te denken; veel andere terreinen zitten nog maar pas in de Ontkenning, en hopen dat het wel mee zal vallen. Dat zal het niet, valt te vrezen. Maar dat is het einde niet. Van die hoop en van die belofte leven wij. Want God is niet weg uit de wereld. God is steeds met ons méé blijven gaan, en trekt nog steeds met ons voort. Zijn Geest mag ons vernieuwen, mag ons inspireren, nieuwe lucht geven en zo de toekomst inleiden.
Dat is geen naïef doekje voor het bloeden. Dat is een opdracht. Niet de opdracht om ons eigen werk, onze eigen structuren, in stand te houden. Maar om het werk van God te doen. En dat begint steeds weer: vandaag! En vandaag, nog wel, in het bijzonder. Want het begint aan het avondmaal. Aan de tafel van God, waar wíj welkom zijn! Dat gaat niet om ooit eens. Dat is geen terugverlangen naar de vleespotten van Egypte. Zelfs niet eens alleen een terugdenken aan het optreden van Jezus. Het gebeurt vandaag als iedere dag aan onszelf, als wij bij God aan tafel mogen komen. En God, kennelijk en wonderbaarlijk, onze aanwezigheid op prijs stelt. Zouden we dat durven denken? Dat God blij is met wie wij zijn. Met alles wat er is aan leuke maar zeker ook duistere dingen. In God zijn we geliefd en aanvaard. En zó redt God ons leven. Dat we niet zelf hoeven te bewijzen met onze successen, met onze geweldigheid, maar dat ons in liefde geschonken wordt. Zó krijgen we lucht, dat we de adem van Gods liefde in de neus geblazen krijgen, en we opgericht worden; herschapen. Zo leven we van de liefde.
En zullen dan ook uit de liefde leven. Want als wijzelf zo zijn aanvaard, zouden we diezelfde liefde dan niet gestalte gáán geven in de wereld. Vanaf de avondmaalstafel zijn we gezonden; krijgen we de zegen, de liefde van God mee. Om anderen tot zegen te zijn. En dan aan de slag te gaan in de wereld. Hoe houden we het diaconale ‘in de lucht’? Door ons te laten gezeggen door de liefde van God en dan de mouwen op te stropen, om God te doen.
Amen
Deel deze preek
Handelingen 6: 1-7
1Toen het aantal leerlingen toenam, ontstond er op een gegeven moment ontevredenheid bij de Griekstaligen, die de Hebreeuwssprekenden verweten dat de weduwen uit hun groep bij de dagelijkse ondersteuning werden achtergesteld. 2Daarop riepen de twaalf apostelen de voltallige gemeenschap van leerlingen bijeen en zeiden: ‘Het is niet goed dat wij de zorg dragen voor de gemeenschappelijke maaltijden, want daardoor verwaarlozen we de verkondiging van Gods woord. 3Kies daarom, broeders en zusters, uit uw midden zeven wijze mannen die goed bekendstaan en vervuld zijn van de Geest. Aan hen zullen we deze taak opdragen, 4terwijl wij ons zullen wijden aan het gebed en aan de verkondiging van het woord van God.’ 5Alle leerlingen stemden met dit voorstel in. Ze kozen Stefanus, een diepgelovig man, die vervuld was van de heilige Geest, en verder ook Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaüs, een proseliet uit Antiochië. 6Ze lieten deze mannen plaatsnemen voor de apostelen, die een gebed uitspraken en hun daarna de handen oplegden. 7Het woord van God vond steeds meer gehoor, zodat het aantal leerlingen in Jeruzalem sterk groeide; ook een grote groep priesters aanvaardde het geloof.