Alle preken

Predikantschap

Waarom ben jij ooit dominee geworden?

Zusters en broeders,

‘Waarom ben jij ooit dominee geworden?’ De laatste vraag die nog op mijn bureau lag na de inventarisatie bij de startdienst van het vorige seizoen. Ik heb deze vraag eigenlijk wat voor me uit geschoven, omdat het uit de aard der zaak in feite over mezelf ging. En ik heb meegekregen dat een preek over de Schrift moet gaan, of over hoe we de wereld begrijpen. En dat niet de hobbies van dominees centraal moet staan (hoewel die onvermijdelijk natuurlijk altijd wel meeklinken, want ook een dominee neemt zichzelf altijd mee…). Toch had ik bedacht dat ik niet zou censureren in de vragen die ik zou bespreken. Dat hoop ik de afgelopen twee jaar ook te hebben gedaan, en dan moet deze ook aan de beurt komen. En misschien is een wat meer persoonlijke getuigenis op z’n tijd ook wel stichtelijk…

Dominee heb ik nooit willen worden! Sterker nog, ik heb op de middelbare school de vakken Latijn en Grieks laten vallen omdat je er klassieke talen mee kon gaan studeren, of dominee mee kon worden; en beiden leek me maar niks. Ik heb wel vaker verteld dat kerk en geloof mij op de middelbare school volkomen achterhaalde bezigheden leken. Kansloos passé omdat het mij evident leek dat God niet kon bestaan en dat de Bijbel een sprookjesboek was. Ik was keurig hervormd opgevoed, en vond de kerk ook wel interessant, ging ook niet met tegenzin naar de diensten. Maar het leek me allemaal achterhaalde flauwekul.

Des te nieuwsgieriger echter werd ik om te begrijpen waarom er dan toch mensen waren die er kennelijk wat in zagen. Ik had een sterke wetenschappelijke interesse in de godsdienst en wilde zoiets als culturele antropologie gaan studeren. Als de studierichting godsdienstwetenschappen had bestaan, zou ik dat zeker zijn gaan doen. Maar het werd theologie, op aanraden van de studiekeuzeadviseur. ‘Als je dan toch zo in godsdienst bent geïnteresseerd, waarom dan niet het echte werk?’ Mijn ouders waren wat terughoudend: wil je dan dominee worden? Zeker niet! Maar je kan toch ook leraar worden?

Het bijspijkeren van Latijn en Grieks, destijds nog een verplichting, nam ik op de koop toe, en zorgde er voor dat ik vanuit Voorburg bij Den Haag naar Groningen ging. Ik vond de studie geweldig, en genoot van ieder vak (behalve kerkgeschiedenis). Maar het was eigenlijk bij filosofie dat ik de godsdienst weer serieus ging nemen. Die studie ging ik naast theologie volgen en daar bleek gevoel voor geloof bepaald zeldzaam te zijn. Het atheïsme was bij de filosofen in Groningen dermate vanzelfsprekend, dat ik van de weeromstuit in de geloofsverdediging schoot. En daarbij steeds meer ook mezelf ging overtuigen. En zo het geloof weer terugvond, maar op een andere manier dan ik het verloren was. Of liever nog: niet ik vond het terug; het geloof wist mij weer te vinden.

Mijn scepsis aan de zeggingskracht van het geloof hadden ermee te maken dat ik er van was overtuigd dat de wetenschap de juiste beschrijving van de werkelijk gaf. En die de theologie daarmee verre voorbij was gestreefd. Vast gaf ook het geloof ooit antwoorden op vragen die we niet begrepen, maar die antwoorden waren inmiddels natuurlijk weerlegd door de wetenschap. Natuurlijk, leek mij, had Darwin gelijk, en de Bijbel niet. De wetenschappelijk kijk op de wereld was superieur aan de theologie. De godsdienst had wel een zekere schoonheid, en ook wel aantrekkingskracht, maar was wat waarheid betreft volkomen ingehaald door de wetenschap.

Maar van dat laatste raakte ik steeds minder overtuigd; meer om filosofische dan om theologische redenen. Want ook de wetenschappelijke waarheid bleek altijd afhankelijk van het perspectief, van de gegevens die relevant werden geacht, van de vraagstelling, van de vooronderstellingen… Maar toch was de wetenschap niet zomaar relatief, in de zin dat je er alles van zou kunnen maken. Wel degelijk gaat de wetenschap over feiten, die bevestigd of weerlegd moeten kunnen worden. En wel degelijk is de wereld ‘hard’, de tafel en dit gebouw zíjn er. Maar die zíjn er omdat wij er mee in relatie treden, en omdat ze betekenis hebben voor ons. Een tafel is een tafel omdat wij er aan kunnen zitten, een stoel een stoel omdat wij erop kunnen zitten.

Maar wat dàn met God? Als dáármee in relatie kunnen treden, zou God dan niet op soortgelijke manier betekenisvol kunnen zijn? En nèt zo werkelijk kunnen worden als natuurkundige fenomenen als zwarte gaten of z-bosonen? De tweederangsstatus van het geloof ten opzichte van de superieure wetenschap kwam voor mij daarmee weg te vallen. Niet zozeer het bestaan van God, kwam centraal te staan, die je abstract zou moeten kunnen bewijzen, maar de realiteit van God, waar je concreet een relatie mee moet aangaan. Die eerder in het gebed woont dan in een logische formule.

Op dat spoor gekomen, komt de concrete geloofspraktijk ineens weer om de hoek kijken. Het concrete geleefde geloof. En tot mijn verwondering ontdekte ik dat dat in rechtzinnige kringen altijd onder de noemer ‘bevindelijkheid’ bekend had gestaan. Niet de abstracte waarheid, ook niet de historische waarheid die op afstand blijft staan, is dan het startpunt. Maar de betekenis die het geloof in onze eigen levens kan hebben. Dat is geen waarheid die bewezen kan worden en die op feiten is gebaseerd. Maar dat is een waarheid van waaruit we mogen leven. Daarmee is er wel degelijk een verschil tussen geloof en wetenschap, maar de belangrijkheid komt dan eerder andersom te liggen. Geloof wordt niet ingehaald door de wetenschap, maar geloof vormt het kader van ook de wetenschap. En dat is groter, en van meer belang. De feiten van de wetenschap worden immers steeds weerlegd, omdat ieder feit ook ontkend kan worden. De waarheid van het geloof is een zekerheid in het leven die aanvaard mag worden, en die de onwankelbare basis van het leven mag zijn.

In die richting ging ik denken, en toen lonkte het predikantschap. Want als het om concrete betekenis van het geloof gaat, dan helpen ingewikkelde logische formules niet per se. Dan leer je méér aan een ziekbed, dan in een bibliotheek. Ik zit nog steeds graag met de neus in de boeken, en blijf filosofisch geïnteresseerd, maar het vlees en bloed van het geloof heb ik inderdaad in de gemeente gevonden. En niet aan de academie.

Het geloof is op deze manier in feite weer volop gaan leven. En ik heb het gevoel dat ik daarmee alles weer terug heb gekregen. Ook in de Schrift zie ik dat terug. Bijvoorbeeld de lezingen van vandaag. God kondigt Zijn verschijning aan het volk aan; een verschijning in een donkere wolk. God verschijnt, maar is niet zichtbaar; blijft aan ons overzicht onttrokken. Wij doorgronden God niet, Hij kent ons. Is dat niet ook de achtergrond van het beeldenverbod in het Oude Testament? Of de lezing uit het Nieuwe Testament: Uw Woord is de waarheid. Die waarheid laat zich niet bewijzen; alsof er nog iets anders is waarmee het gemeten kan worden. Die waarheid stelt de kaders, van waaruit wij mogen leven en waarmee we de wereld mogen benaderen. Een wereld die vervuld is met Gods genade wanneer wij de betekenis van Gods liefde erin kunnen zien. Dat is niet een waarheid die concurreert met de wetenschappelijke verklaringen, maar is een waarheid die de naakte feiten van betekenis voorziet. De betekenis, bijvoorbeeld, dat we de schepping als geschenk en belofte mogen ontvangen. En dat we het geloof in dankbaarheid mogen ontvangen. Dat dat geloof is: denkbaarheid en vertrouwen voor wat God ons doet toekomen.

Waarom ben ik ooit dominee geworden? Ik heb niet het idee dat het míjn keuze was. Eerder een roeping, mijns ondanks. En daarmee ook mijn bestemming. Het zal u mogelijk niet zijn ontgaan dat ik dit ambt met grote vreugde bekleed. En dat ik het prachtig vindt dat onder u te mogen doen.

Amen

12 mei 2024
Wouter Slob
Ontmoetingskerk
Exodus 19: 1-11 Johannes 17: 14-26